n aarden potje van binnen verglaasd.11 Dat zwarte verglaasde
kannetje heeft v. d. Repe meermalen liooren beschrijvenmaar
het moet van jongeren datum zijn geweest dan de bergbouw,
omdat men toen hier zeker nietgeene verglaasde kannetjes
kende; vau asch of kolen heeft v. d. Repe nooit hooren
sprekenen al heeft men ze gevondenwat zou dit voor een
bewijs geweest zijn van lieideusche lichtvereeringals men na
gaat dat het hier vol van Spaansche of Staatsolie soldaten geweest
is, die uit vrees van onder water gezet te worden, het veiligst
op een berg waren en het niet ontzagen om in de buurt eene
kerk en toren in brand te steken of zijdelings in den heuvel
te graven.
Dat die naar het zuiden afhellende vloer geen product van
de lieht-aanbidders waszal men begrijpenals men nagaat
dat straatsteenen hier veel later zijn aangevoerd. Het is als
of Duesselhuis er waarlijk den put in gezien heeft, waarin
de priesteres ging sterven Ik zou liever denken aan een
kelder, om het een of ander te bergen. En dat poëtische
afhellen naar het zuiden zal wel niets anders geweest zijn
dan het gevolg van uitdrooging van den grond. Misschien
ook heeft men den berg opgehoogd om te kunnen spionneeren,
nadat de toren verbrand was.
8.
Ten oost-noordoosten lagen volgens den heer Dhtjy twee
andere bergjes, waarvan de heer De Bruyne mij de juiste
plaats heeft opgegeven. Zij lagen hemelsbreed ook zoo wat
een kwartier van Noordwelle af en men ziet daar weder
een voorbeeld, hoe een dorp tusschen bergen ontstond. Zij
lagen zoo ongeveer 100 M. van elkander aan den Jonge
Leendertswegdoch die rechte weg scheidde ze van het dorp
en is dus wel niet de oudste weg. Het weilandwaarin ze lagen
heette de Beukelaarswei maar is nu bouwland geworden. Ze
lagen in dezelfde weide; van een voetpad is niets te zien en
het afgraven begon in 1861.