:i3 De eene bergschrijft mij de lieer Dïïuy was vrij wat hooger dan de andere, zoodat men moet aannemen, dat deze reeds vroeger was afgegraven. De kubieke inhoud van die bergjes moet volgens aanteekeningen van dien heer, resp. 1441 kub. M. en 479 geweest zijn en ze lagen van den weg afgezien achter elkander en de voorste of grootste 100 M. van den weg af. Terwijl de tabel van 1834 spreekt van een gevonden hoef ijzer dat gebroken midden in den berg lagsprak v d. Repe van een ploegijzer. 9. In den anderen heuvel, schreef v. d. Repe, is gevonden een stuk muurwerk, dat volgens hem eene zwarte stof, mis schien asch of kolen bevatte en alzoo wellicht een haard is geweest en dan vond men nog een stuk muurwerk van roode. //gegraven steen," met eene middelijn van 1 x/2 meter. Ik ver moed dat die gegraven steen geweest iswat men plavuis noemt of wel roode zandsteen, dien Dien in de middeleeuwen voor doodkisten van aanzienlijken gebruikte. De heer de Bkijyne herinnert zich niets van een vuurhaard maar weldat men beenderenkeien en een hoefijzer heeft ge vonden. Volgens hem is het stuk muur niet op de hoogte maar in de nabijheid gevonden. De dikte was nagenoeg een meter terwijl de boog door de koorde onderspannen eene lengte had van 7 a 8 M. Ik vereenig mij ten volle met zijn gevoelen, dat het de grondslag van een verdedigingswerk geweest is dat evenmin met de stichting van den heuvel als met een licht dienst te maken heeft. De tabel van 1834 vermeldt nog, dat men'in de bergjes van Noordwelle gevonden heeft //stukjes vet." Dit is mij ook medegedeeld van een der Walchersche bergjeswat het ge weest isweet ik niet. Op de kaarten van Ottens en Hoeeek, zijn onnauwkeurigheden omtrent de bergjes van Noordwelle en op die van de ICanter van 1748 zijn zij vergeten. Een der dicht bij het dorp ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 149