28 van verwijderd. De hoogte schatte men op 9 a 10 op 2 en op 7 a 9 M.twee waren dus nog vrij hoog Hatting a teekent ze nog alle drie even groot af en met eene eigenaardige ligging, namelijk aan de westzijde der vaart, die van het noorden naar het zuiderstrand loopt. Eikerzee is dus ook ont staan tusschen twee bergjeshet derde lag meer noordelijk ook bij de vaart maar voorbij of bij den langen weg, die naar het reeds gemelde klooster geleidde Men ziet er uit hoe gewichtig de kennis der primitieve bergen is om den gang- der cultuur te kunnen volgen. Van die bergen ben ik niets bijzonders te weten gekomen, dan alleendat ook hunne afgraving niets heeft geleerd. In 1892 heb ik de hulp ingeroepen van den heer J. du Claüx hoofd der school, en door dezen die van den waterbouwkundige, den heer C. van Wouwe; deze laatste is wel zoo beleefd ge weest, van voor mij eenige opmetingen te doen. Er zijn mij toen 1892 twee heuvels voor Eikerzee opgegeven, en deze bestaan nog. De een ligt een Kilom. noordwaarts van de kom van het dorp en 120 M. benoorden den Oostweg. Hij had aan den voet 85 en aan de kruin 10 M. omtrek, bij eene hoogte van 5. Het andere bergje ligt 190 M. zuidwaarts van het midden der kom en 30 west van den Hoofd- of Elkerzeeschen weg. Deze heuvel was voor 50 jaren nog hooger dan de even ver melde en ook regelmatiger van gedaante, doch door het afgra ven is hij geslonken tot de hoogte van 2 Meters. Het afgegravene bestond uit wit zand en klei, en bevatte niets merkwaardigszelfs geene scliapenbeenderen of oude stukken aardewerk of iets van dien aard. Uit dit negatief resultaat blijkt intusschen dat het geen offerberg is geweest. Naar aanleiding van Hatting a's kaart heb ik drie bergjes op mijne kaart geplaatst. Twee zijn dus nog zichtbaar, het derde niet. Ik nam voor dit laatste het meest noordelijke.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 154