47
St. Maartensdijk jeugdiger oorsprong doen vermoeden en liun
geschiedenis bevestigt het.
Al die opkomende schorren zijn achtereenvolgens met afwis
selend geluk bedijktmaar niet door Walchersclie edelen
zoodat dan ook de bevolking sterk braohycephaal of breed-
hoofdig was en gelijk aan die van het in de 16e eeuw ver
dronken oostelijk deel van Zuid-Beveland. Men wil wel, dat
dit sterke bedijken in Tholen eene der oorzaken is geweest
van het overstroomen van zoovele naburige Bevelandsche dorpen.
Intusschen is liet eiland Tholen zelf groot en vruchtbaar ge
worden. Die deszelfs latere lotgevallen wil leeren kennen
leze de keurige beschrijving met afbeeldingen van den heer
Hollestelle in het vierde deel van het archief van het
Zeeuwsch Genootschap of zijn in 1897 verschenen werk over
de stad Tholen. Het tegenwoordige eiland bestaat volgens
hem uit niet minder dan 57 polders, waarvan echter, naar ik
meen, enkele zijn verdwenen. Deze verhandeling brengt ons
op de hoogte van al die vlieten en weelen en dijken en
wegen; de geleerde schrijver is van oordeel, dat men voorde
wegendie thans alle laag gelegen zijnde laagste plaatsen
zal hebben uitgekozenik voor mij kan moeilijk begrijpen
waarom de eerste bewoners zulk eene keus zouden hebben ge
daan. Dat thans de aan zich zelve overgelaten oude wegen
lager zijn, dan het omringend land, bewijst toch wel niet,
dat zij voor 1000 jaren ook de laagste deelen waren.
Langs Tholen is een andere bevolking in Zeeland gekomen
dan de Walchersclieintusschen meende Dkesselhuis in dit
eiland Zelandia Illustrata dl. II blz. -316 en Godsdienstleer der al
oude Zeelanderssporen te hebben kunnen vinden van een alouden
Bacchusdienstwaaruit zou volgen, dat een deel van Tholen
reeds in Rome's tijd bewoonbaar zou zijn geweest. Ook de heer
Hollestelle wil gaarne enkele oude deeleu laten opklimmen
tot het begin onzer jaartelling; ik kan het tegenbewijs niet
leveren, doch meen te moeten herhalen, dat ik het wellicht,
met uitzondering van enkele punten en met uitzondering van