53
In den winter van 1853/54, toen de commissie tot wering
der bedelarijdie reeds in 1846 bij liet uitbreken der aard
appelziekte was opgericht, naar werk moest zoeken, was het
lot van Poortvliet1 s monument beslist. Hij bezweekde berg
evenals andere bergen in dien tijd en alweder zonder iets op
te leveren. Hij lag op een zeer laagdes winters onder pol
derwater staande stuk weiland, zeker door inklinkering zoo
laag geworden en door gemis aan bemesting. Oorspronkelijk
toch zocht men niet de laagste maar de hoogste plaatsen uit.
Dat hij groot was, blijkt uit het feit dat eene ploeg van 30
man wel zes weken noodig heeft gehad om er de nabijliggende
landen mede op te hoogen. De grond bleek goed te zijn,
zoodat er ook veel naar elders is vervoerd.
De afgraverdie in 1891 nog ondervraagd werd, had niets
gevonden, dan vele konijnengeraamten. Dit het feit dat zij
ook midden in den berg lagenmag men opmaken dat zij hier
leefden voordat men den berg maakte. Wij herinneren er
aan, dat wij in Walcheren en elders wel bergen hebben ge
vonden, die men konijnenbergen noemde; misschien kweekte
men zeop door slooten omgeven gorsenmisschien ook waren
er eens duinen in de buurt.
De heer burgemeester heeft aan den heer van Rijssel
verhaald, dat hij nog een dergelijken heuvel gekend heeft
noordelijk van het dorp in den zoogenaamden weiïoek. Het
was een groot kwartier van liet landde Waayershoeveeigen
dom van den heer P. Daane. Hij is voor 1859 opgeruimd.
Men heeft er gevesten van sabels en degens gevonden uit den
zoogenaamden Spaanschen tijdtoen hier dikwerf soldaten in
garnizoen waren.
Bij Hattinga staat hij niet. Omdat hij in de weihoeken
lag en Hollestelle hem, naar ik meen, niet voor een vlied
berg houdt, heb ik hem misschien ten onrechte niet opgenomen.