95
meent dat deze landen reeds in 976 aan St. Baaf te Gent be
hoorden en voor schapen diendende oudheid kan men ook
aannemen door het bestaan van een berg.
Hij ligt achter de hofstede van Patmos, die met zijne
vrouw uit Schouwen hierheen is getrokkende eigenaar is de
lieer Meülmeester uit Bergen-op-Zoom. .Er ligt dicht bij
nog het overschot van een oud water. Hattinga beeldt hem
af, de Topographische kaart niet.
Om hem te bereiken, moeten wij onder beleefd geleide van
Patmos over een door den regen drassig geworden moesland
gaan wandelen en vinden dan den kleinen, netten, thans nog
7 M. hoogen heuvel. Zijne door eene sloot omgeven ligging is
eene weide; de runderen grazen er gaarne op, terwijl hij door
een boom wordt versierd. Yan vroegere afspittingenvan ge
vonden scherven of beenderen wist Patmos nietsdoch wat
wij elders niet hoorden, is de trouwens zeer begrijpelijke be
wering, dat de dienstboden er een huivering door krijgen,
wanneer zij somtijds zeer laat, in den avond den berg voorbij
moeten gaan. Doch dat het een duivelsberg zijn zou of een
aloude verblijfplaats van heidenen of spokendaaraan denkt
men niet.
Op de kaart van Hattinga staat een niet door mij ge
vonden vliedbergwat meer naar VGravenpolder toede
teekeuaar zal wel bedoeld hebben dien van Apekinders of van
Halfweg.
Abbekin deren.
Weder een voorbeeld van een ambacht naar erfgenamen ge
noemd; de ouders leefden toen veelal korter dan nu!
Yan de Groe links komt men langs een kronkelenden weg,
die duidelijk nog doet zien, dat de Groe op een eiland heeft
gelegen, aan de buurt, doorgaans Anekinders genaamd. Dit is
nog een lief gelegen gehuchtje met eene school.