113 de mode was geraakt of onnoodig werd geoordeeldof dat er ambachtsheeren van elders gekomen zijn die de gewoonte der Sueven of Zeeuwen niet wilden navolgen. I.antsheer zegt welnaar de kroniek van Boxhorn dat de ongelnkkigen bij den vloed zich traclitten te redden op kerken, dijken en (vlied) bergenmaar misschien was dit maar een bijvoegsel of vermoeden van den kroniekschrijver. 25 Met betrekking tot Kruiningen meldde mij de heer Secre taris Dominicus dat men de plaatswaarop voorheen het kasteel Voorhout stond, nog den Berg noemt en dat er nog eene zoogenaamde '/Hooge moer'" bestaat, maar van eigenlijke ver dwenen vlucktbergen schijnt men niets te weten. Intusseken wacht men in het oude Kruiningen toch een berg en daarom heb ik den zoogenaamden Kasteelberg maar als een verdwenen vliedberg overgenomen. Met den Kasteelberg van Kruiningen en de zoogenaamde hoogte moet ik mijn geringen arbeid sluiten. Misschien zou de nabijliggende kust van Noord-Brabant met de slikken en het voormalige dorp van Hildernissemisschien ook het eiland Goedereede in mijne beschouwing dienen te worden opgenomen doch ik wensch mij slechts te bepalen tot de Zeeuwsche eilanden. Ik vond al^oo in Noord-Beveland slechts één of twee over leveringen van bergen in Zuid-Beveland met Wolfaartsdijk er bij 23 a 25waarvan 8 of 9 nog bestaan en 2 of 3 andere ook nog wel zichtbaar maar twijfelachtig zijn. Alles bijéén gerekend vond ik op de Zeeuwsche eilanden, behalve de onzekeretoch nog meer dan honderd en twintig plaatsen, waar overblijfsels of herinneringen bestaan en van deze kan men wel een vijftigtal beschouwenals zeer duide lijk nog vertoonende den alouden bergvorm. Archief VIII0 dl. 2e st. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 239