128
goden hebben overgehad, dat zij een berg voor hen maakten, en
dat zonder afgodsbeeldenalthans er is geen enkel gevonden.
De Bomeinsche heeft men door de duinen laten overstuiven
zonder voor nieuwe te zorgenbewaarde men diedan zou
men ook wel andere hebben bewaard.
Al wat men van kolen en asch. heeft gefabeld, van steenen
vloeren, van een afhelling naar het zuiden en van eene Eli-
werve is, naar ik meen, louter phantasie De wervel met
een spoor van verbranding uit den Luyksberg beduidt niets
en evenmin de steen, die thans voor de deur in de kerk van
Serooskerke in Walcheren ligt. Die steen, door jhr. Bethaan
Macahé in het le dl. van het Archief van het Zeeuwsch Ge
nootschap als offersteen beschreven en afgebeeldis misschien
maar niet met zekerheid, uit den Luyksberg afkomstig; doch
al ware dit onbetwistbaardan kon men het zoo verklaren
dat men in lateren tijd dien steen op den berg heeft gebracht
om droog te staanzooals men er te Kleverskerke een groote
keisteen voor gebezigd heeft en te Gapinge vele stukken van
molensteenen. Ik kan mij dus met die zoo dichterlijke op
heldering niet vereenigen. De steen uit den Luyksberg
heelt dan ook niets bijzonders; het kuiltje, om bloed op te
vangen, bestaat in de verbeelding; kortom de steen is ver
moedelijk geweest het deksel van eene steenen doodkist of een
drempelsteen van een afgebroken kasteel. Aan een geor-
ganiseerden lichtdienst op onze schorren geloof ik niet.
13. De Zeeuwsche bergen zijn dus vlucht-
bergen geweest.
Dit is het aloude gevoelen van alle landlieden en van alle
niet al te dichterlijke Zeeuwen, en toch zijn er bezwaren te
maken tegen dit gevoelen Het voornaamste bezwaar isdat
zij te klein zijnveel kleiner dan de ïriescke Terpen en dat
zij dikwerf, zoo geheel alleen ver van de kom der gemeente
of van het kasteel hebben gelegen. Dit bezwaar vervalt gansch
en alwanneer men aanneemt, dat er nog geene parochiën