129
gemaaktdat een voor de Abdij gunstig verloop bad. Nog
slechts één bezwaar kon tegen den eisck der kloosterlingen
worden geldig gemaakt: zij hadden gezworen den heer van
ïalaix zijn jaargeld regelmatig te zullen betalen en door dien
eed waren zij gebonden. Zoo wendden zich dus Eloris Aertsz.
en zijne medeconventualen tot den legatus de latere vair den
paus, den kardinaal Cervini bisschop van Nicastro met
verzoek hen van den band, dien die eed hun oplegde, te wil
len ontheffen. Dat de legaat aan dit verlangen voldeed, blijkt
uit het in de tweede plaats hierachter afgedrukte stuk. Het
gevolg schijnt inderdaad te zijn geweestdat de Groote raad
definitief ten gunste van de kloosterlingen uitspraak deed.
Althans in liet sub C afgedrukte document zien wijhoe het
klooster beslag heeft gelegd op een gedeelte der koopsom van
de heerlijkheid St.-Annalanddie door de erven van den in
middels overleden heer van Dalai x was verkocht, en hoe het
aan de koopers, onder wie het beslag was gelegd, daarvoor
akte van vrijwaring geeft. Zoo werd het plan der beide ge
broeders om de Abdij voor 5600 op te lichten want
daarop kwam het neer ten slotte toch nog verijdeld.
B IJ L A G E N.
1536 april 29.
Her proefst, By mynen laetsten brieven aen u, hebbe u
genoech geadverteertdat die termijn van een half (jaer) 3)
rente, my verschenen den vijfsten dach van deser maent ge*
expireert was; ende want, op dieselve ghy my geen antwoirde
gedaen en hebt, scryve tegenwoirdelick aen u, ten eynde ghy
Later zelf paus onder den naam van Marcellus II.
2) Dit woord is in het oorspronkelijke overgeslagen.