145
Wat de inrichting betreftleert de rekening, dat aan de
straatzijde de //zaele genaemt de vierschaere" was, voor wier
buitendeur men een dubbelen opgang had, in den vorm der
stadhuispuien die omschreven wordt als een //trappe aen
beyde zyden ofgaende met twee pylaeren ende twee leeuwen"'''
van goeden //Bentemaere" steen.
Yoorts waren er: eene gij zeikamer, een //beyart" (gemeen
schappelijk verblijf) boven aan de voorzijde, de vrouwenkamer
aan den achterkant, hutten (gevangenhokken)een pijnhuis en
de //Keysers-stoel". (1)
Ondanks de sombere bestemming van het gebouwontbrak
liet niet aan, vooral uitwendige, versieringen. Op de kanteelen
van den voorgevel stonden drie leeuwen, elk met eene vaan,
die gestoffeerd en verguld waren //nair den heysch van den
wereke". Yijf looden appels werden er geplaatst op de dak
vensters, ook gestoffeerd //met fvnen goude". Jm den voorgevel
boven de hoofddeur stond het keizerlijke wapen en in de ramen
van de gij zeikamer en de vierschaar waren de wapens van den
keizerde keizerinhet koninkrijk SpanjeMevrouw van
Savoije (de landvoogdes), Zeeland en de stad Middelburg aan
gebracht.
Met het dagelijksch toezicht over den bouw of eigenlijk met
liet administratieve gedeelte was de steenwaarder of cipier
Adriaan Willem Wittesz. belast, die honderd pond Hollandsch
kreeg als belooning //om de conterrolle van alle de dach-
werekers mitsgaders van der leveringe van der stoffenals steen
calck ende anders gehouden te hebben ende daegelicx toezicht
vand zeiven wereke te hebben".
Het gebouw heeft in later tijd geen noemenswaardige ver
anderingen ondergaan, zooals duidelijk is op te maken uit de
afbeelding in Smallegangels Gronijh en de korte beschrijvingen,
die men er van vindt, zoo in den Tegenwoordige Staat ell. I
blz. 181, als in den Rroniek-almanaJeblz. 724. Op eerstge-
melde afbeelding onderscheidt men duidelijk het hoofdgebouw,