187 aan den vasten wal, in betere betrekking met bet hoofdkwar tier b. v. Antwerpen. Zou de deskundige krijgsvoerder het ook wel geraden hebben gevonden op dit kleine deel van het bewoonbare Walcheren, terwijl gansch Zeeland nog uit schor en moeras bestond, een verdedigbaar kasteel te bouwen? Is er inderdaad toenmaals een sterkte verrezen, dan moet dat kasteel met de Romeinen weer zijn verdwenen. Het latere Domburgdat toen nog niet bestond, en waar men zeker niet de Brieven van den afvalligen Christen zal ge lezen hebben, had dus geen reden om daarom een Burcht in zijn wapen te nemen. Ik moet nu echter op iets wijzen, dat inderdaad aanleiding- kan hebben gegeven tot de nog heden ten dage gehuldigde meening, dat er te Domburg oudtijds een kasteel te vinden was. Ik bedoel het Latijn der monniken of geestelijke klerken. Deze waren oudtijds de eenige schrijvers van oorkonden en hunne taal was doorgaans de latijnsche. Men moet zich nu herinneren dat de heerlijkheid Domburg oudtijds en ook nog heden ver deeld werd in een Domburg-binnen en in een Domburg-buiten doch thans vormen deze beide deelen eigenlijk slechts ééne ge meente. Die aloude verdeeling was geen ongewone; zij had ook plaats te Westkapelie en te Sandijk en in Holland was dat ook zoo, doch met dit verschil, dat men in Walcheren //buiten"'' noemde wat landwaarts inlag en omgekeerd. Het tegenwoor dige Domburg met een klein stuk der duinen was Domburg- binnen. De schrijvers nu uit den ouden tijd hadden de gewoonte de woorden extra et infra (niet intra) castellum te gebruiken voor Domburg buiten en binnen. In de keure van 1228 komen die uitdrukkingen niet voor, omdat die keure ook voor vele andere plaatsen in dezelfde bewoor dingen was bevat en dus niet alleen voor Domburg is gemaakt. Dat die uitdrukkingen echter reeds zeer oud zijn blijkt uit de belangrijke bijdrage van m| Bruin over de oude parochiën

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 607