194 YER.BETEItr.NG. In mijne in het derde stuk opgenomene Mededeelingen uit het archief der Middelburgsche abdij heb ik blz. 140 gezegd, dat in de keur van Willem 11 voor Middelburg nog geene burgemeesters worden genoemd. Bit is niet geheel juist; die ambtenaren worden daar wel vermeld, maar steeds na de sche penen, zoodat zij toen nog eeue ondergeschikte plaats in het- stadsbestuur innamen. Vermoedelijk vervulden zij toen de functiën, later aan de tresoriers opgedragen, tn 1290 komen zij daarentegen aan het hoofd van het stadsbestuur voor. Volkomen juist is ook de opmerking van Br. de Man (hier voor blz. 185), dat castellum in het middeleeuwsch Latijn ook gebruikt wordt om eene kleine stad aan te duiden (zie Be Cange in voce), en dat dus met dat woord in de uitdruk kingen Bomburg infra castellum en Bomburg extra castellum zeer wel de smalstad Bomburg kan zijn bedoeld. Ik zou daaruit echter niet concludeerendat Bomburg infra castellum de smalstad zelve, en Bomburg extra castellum het omringende platteland aanduidt, want Bomburg infra en Bomburg extra castellum zijn namen van parochiën en kunnen dus alleen de parochies Aagtekerke en Bomburg aanduiden, die zich beiden grootendeels over het platteland uitstrekten. Op de grens van beide parochies lag het stadje Bomburg. Het komt mij dus voor, dat men Bomburg infra en Bomburg extra castellum behoort op te vatten als het ambacht Bomburg aan deze en dat aan gene zijde van het castellum d. i. der smalstad. R. E.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 614