8
laten der stedeiyke intrestende voorschreven redemptie sedert
den jare 1798 zijnde onbetaald gebleven, deswege aan den
lande tot ultimo December 1802 competeerde eene som van
36000/' Ten gevolge van conferentiën met het Departementaal
bestuur werd bij besluit van het staatsbewind van den 26 1
April 1805 bepaald, dat de Huisschatting een landsmiddel
zou zijn. De achterstallige redemptie moest jaarlijks bij gedeelten
worden voldaan, 1805.
Omtrent de stedelijke belastingen geeft de rekening van
1806 de navolgende inlichting: //2e somma en is vooreerst
van zoodanige middelen, welke te voren voor een jaar plegen
te worden verpacht en gecollecteerd, doch volgens resolutie
ten rade dato 28 September 1805 by collecte zijn geheven
alleen tot den laatsten December 1805, tyde dat dezelve dooi
de nieuwe introductie der aigemeene lands belastingen en op
grond van het reglement voor de gemeentebesturen dato 20
December 1805 geheel moeten cesseeren doch later nog voor
eenigen tijd zijn gecontinueerd". Deze middelen waren de in
komsten uit wijn-, bier en brandewijnaccijnsen, de kraan, turf,
hout, steenkoleu, korenmaat, azijn, beestiaal, marktveld,
vischmarktbalanskaaigeldzoutmaat, gemaal. Die inkomsten
werden tot den 15 September 1806 door "s lands ontvangers
en andere collecteurs geind //en vermits de nieuwe forme van
lands belastingen geheel zijn komen te cesseeren"".
De inkomsten van de kraan, de vischmarkt, het marktveld
en het kaaigeld bleven evenwel bestaan, omdat zij met het
nieuwe belastingstelsel niets gemeen hadden. In plaats van de
afgeschafte stedelijke belastingen, kwamen volgens octrooi van
het Departementaal bestuur van den 8. September 1806 met
den 15en dier maand heffingen //by wyze .van additionneele
stuyvers tot zes stuyvers op de gulden", op het beestiaal, de
wijnen //het klein zegel op patenten en aliënatiën van roerende
goederen in publycque vendue verkogt", het gemaalde waag
personeeldienstbodengeldpaarden-plaisiergeldmobilair
verpondi ng1806.