SI en vervolgens van Burgemeester en Wethouders (2-8 October 1803 tot 15 September 1S10). J. B. Steenwtjk de Raad was tweede secretaris van de Rechtbank van 88 Mei 1795 tot 28 Februari 1796 en ver volgens eerste secretaris. Hij kreeg belooning tot 30 April 1810. A. de Warem Jz. was commies van den Raad op eene jaarwedde van 116 13 4 van 25 Maart 1798 tot 20 Augustus 1800, //wanneer tot secretaris van de commissie van financiën is aangesteld". GRIFFIE. Anthonie van Bevernage was opperklerk met eene jaar wedde van 83 6 8 (zie vorige verzameling). Zijne wedde werd uitbetaald tot 23 Januari 1730, het laatst aan zijne weduwe. Ckiustiaan van Bevernage was tweede klerk, 1722. Vincent Bolle was eerste klerk, op eene jaarwedde van 58 6 8 (rekening 1729), en kreeg den 24 Januari 1731 den titel van griffier. Zijne bezoldiging werd uitbetaald tot 24 April 1769, het laatst aan de executeurs in zijn boedel. Johannes Pi eter Monnet was griffier, 1770. Zijne weduwe Elizabeth Monnet ontving zijne bezoldiging tot 30 April 1778. Bodewijk Willeaisen, die van tweeden tot eersten klerk opklom 1776, werd griffier 1778. Zijne weduwe D. van Laren ontving het laatst zijne bezoldiging 1787. B. P. van de Coppello was griffier sedert 1 October 1787 na vroeger tweede klerk geweest te zijn. In de rekening van 1798 wordt zijn traktement als griffier-titulair over drie maan den verantwoord: R. t. R. 17 November 1798. Aan zijne gescheiden vrouw C. S. Doense had betaling plaats tot 30 Juni 1802, terwijl in de rekening van ISO3 eene betaling aan hem voorkomt van 83 6:8 voor 12 maanden traktement Archief VIIIe dl., 5do st. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 695