91 als zijn voorganger met ingang van 9 Augustus 1749 tot 9 Februari 1776 en behield die vervolgens als oud-stadsfabriek tot 27 April 1781. Jan Bommence had eene toelage van £50 in het jaar als stads-opperfabriek sedert 27 Februari 1776, die het laatst aan zijne weduwe werd uitbetaald tot 27 Januari 1785. Pieter Yerbrucge was onder-fabriek met eene jaarwedde van 100 sedert 27 Januari 1776 tot 27 April 1777, toen hij op eene gelijke bezoldiging fabriek werd. x\an de execu teurs in zijn boedel had uitbetaling plaats zijner bezoldiging- tot 27 Juli 1781. Jan Faay was fabriek van 26 Augustus 1781 op eene gelijke jaarwedde tot 26 October 1786, //als wanneer zijn demissie heeft verkregen". Jan Bosdijk was opperfabriek en tevens opzichter der stads zeewerken sedert 1 October 1786. Hij had eene jaarwedde van 100 benevens een toeleg van 33 6 8 en eene bezoldiging voor de zeewerken van 16 13 4. Er had uitbetaling plaats zijner bezoldiging tot 81 Maart 1808, het laatst aan zijn zoon Jacobus. Gtjsbrecht de Fetter kwam met 1 October 1808 in dienst als stadsfabriek op eene jaarwedde van 800. Jan de Munk was stads-architect van 25 November 1780 tot 25 Januari 1758, 'toen hem op zijn verzoek ontslag werd verleend. Hij had aanvankelijk eene jaarwedde van 83 6 8, die bij besluit van "W. R. van 10 Juli 1734 op £100 werd gebracht. Voor buitengewone diensten aan den abdijtoren, het stad huis en de zeewerken kreeg hij eene toelage van 200 rekening 1734. De Munk was ook generaal brandmeester sedert 2 October 1731. Zie: Jan de Munchstads-architecl te Middelburgdoor F. Nagtglas, als toevoegsel tot den Middelburgsele Naamwij zer 1865. Houtvesters. Als zoodanig komen voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 705