95
Scherprechters. Jan Jurgen Piesch (zie vorige verzameling)
bleef in dienst tot 29 December 1708.
Jan Keulenaar was in dienst van Maart 1709 tot Maart
1/12. Hij kreeg 16 13 4 voor extraordinaire diensten
en vacatiën: W. R. 13 Juli 1709.
Joannes Snijder had, evenals zijne voorgangerseene be
zoldiging van een Ylaamsch in de week en 10 in liet
jaar voor huishuur en was hier in dienst van 17 September
1712 tot zijn overlijden. Zijne weduwe Alida Siebes ont
ving betaling tot 17 Mei 1754.
Frans Deüringh was in dienst van 17 Mei 1754. Zijne
weduwe kreeg betaling zijner wedde tot 27 Februari 1761 en
nog 4 voor het ontbieden van haren broeder uit Breda tot
liet doen eener executie, 1761. Deüringh kreeg eene toelage
van 10 in het jaar in plaats van twee last turf, 1754.
Johannes Coenraad Deuring kwam in dienst den 29
Augustus 1761 op eene bezoldiging van een vis. in de
week, benevens eene toelage van 41 13 4, voor huis
huur 20 en voor brand 20 in het jaar. Hij werd den
29 Februari 1797 geschorst en later ontslagen, doch kreeg
eene toelage van 41 13 4 in het jaar: W. 11. 5 Juli
1 797, rekeniug 1797, die. uitbetaald werd aan de executeuren
in zijn boedel tot den 22 November 1800 rekening 1800.
A. H. Botquin was hier gedurende 111/2 maand werkzaam
geweest tot 5 Juli 1798, toen hij te Brugge werd aangesteld.
J. P. Botquin kwam 30 September 1799 in dienst (in de reke
ning van 1798 wordt van geen scherprechter melding gemaakt)
kreeg 20 Augustus 1807 demissie en werd opgevolgd door
Johannes Buskoor, wiens bezoldiging tot 31 December
1810 verantwoord wordt.
Torenwachter. Als zoodanig komt voor J. P. de Potter
met eene jaarwedde van 25: rekening 1787.
Twee torenwacliters hadden ieder een daggeld van f 1,50,
volgens arrèté van den sousprefect du Bosch van den 10 Maart
1810 en authorisatie van den burgemeester, 1810.