104 van liet inkomen van Rammekens £1:6:6: rekening 1766. Stempels. Mahtinus Holtzhey, muntmeester der provin ciale munt, kreeg 19 voor liet maken en graveeren van een zegelpersje voor de griffie, 1753. Johan Matthias Holtzhey ontving 2 voor het graveeren van 12- ponsoenen en een stempel, 1756. J. H. Rryger kreeg f 28 voor het snijden van een zegel voor het burgemeesterschap dezer stad, 1808, en f 24 voor het graveeren van een zegel, zonder vermelding waarvoor het bestemd was, 1810. Zie omtrent het eerstgemeldeCatalogus der oudheidskamer3° uitgaaf No. 412. Rechtspleging. Aan Joris Pinte en Pieter Adriaanse werd 235 10 betaald voor aanneming van het af breken van het gerecht, //gestaan hebbende benoorden het eynde van de haven ende wederom opgeregt bewesten den havendijck, in het polderken", 1738. De aanbesteding had plaats 12 Juni 1738: W. R. 6 December 1738. Aan den stadsfabriek Jacob Wagenaar werd 86 17:4 betaald //over leverantie van houtwaaren, daggelden, brandstoffe en extraordinaire zaaken omtrent de gedaan executie aan den perzoon van Marinus de Priester en het koebeest op den 26 Augustus 1758 op de Grootemarkt alhier van wegens Haar Ed. Agtbaare als schraven mannen en tot laste van den Heer Hoogballui en graafelijkheit van Zeelant, aan wie de zelve reekening en verschotten is ter hant gestelt in verwag- tinge van remboursementmaar tot nog toe niets gerecou- vreert", 1758. Yan de vervulling der verwachting blijkt niets uit de rekeningen. Het gestrafte feit betrof (zie Leviticus 20 15). Geschenken. Aan de wede van Johannes Willemsen werd 35 10 5 betaald voor twee zilveren kandelaarswegende 63 onsen S1/* engels tegen 59 stuivers de ons, en 4 6 8 voor fatsoen: rek. 1705 W. R. Maart 1706. In de rekeningen zoo min als in de notulen wordt van de bestem ming melding gemaakt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 718