129 Mei 1725 nam hij cle vacante conrectors- en praeceptors plaatsen waar. 12. Johan Ciiristoefel Ste.tjghtm.eyer, conrector, ge noot eene jaarwedde van 116 13 4 van 7 Mei 1725 tot 7 September 1726//als wanneer zijn dienst heeft gequiteerd", 1726. Evenals No. 13 kreeg hij eene toelage van 16 13 4 voor reiskosten, 1726. 13. Otto Conrad Bröffel kwam in dienst als praeceptor den 21 Mei 1725 op eene jaarwedde van 100, die hij ge noot tot 21 Augustus 1726, toen hij conrector werd op eene bezoldiging van £116: 13: 4, welke later nog met honderd gulden verhoogd werd, en die hij genoot tot 21 October 1736, toen hij afstand deed. 14. Karel Koenraaü Beitz, praeceptor. Hij kreeg 8: 10 voor transport en reiskosten van Utrecht, 1726 en genoot eene jaarwedde van 100, die den 4 October 1726 inging, op 125 werd gebracht in 1728 en uitbetaald is tot 4 Januari 1730, tijd zijner demissie. De rector Abresch nam tijdens de vacature de praeceptorsschool waar, 1730. 15. Johannes Nicolaas Treytel, praeceptor. Hij ge noot eene jaarwedde van 100 sedert 9 Augustus 1730, die met 25 verhoogd werd, 1732, De laatste uitbetaling zijner bezoldiging had plaats aan zijne weduwe A. M. Cnallé tot 1 Mei 1741. Hij werd translateur voor het Hoogduitsch met eene toelage van 25 in het jaar, 1737. Met den rector nam hij gedurende drie maanden de conrectorsplaats waar, 1736. 16. Wtllem Otto Beitz, conrector van 1 December 1736 tot 3 Maart 1742, toen hij rector werd. Hij was ook lector juris aan de Illustre school en had voor een en ander eene bezoldiging van 158 6 8, die uitbetaald werd tot 3 December 1768, toen hij overleden was. Yoor transport zijner meubels uit Botterdam had hij eene toelage van 16 13 4 gekregen, 1737. 17. Johannes Gavel, praeceptor sedert 1 April 1741 Archief VIII» dl., 5de st. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 743