154- Aan Catharina Hardewijn wed. Olivier Vermouwe werd 16 13 4 betaald als gratificatie //voor hare moeite en informatie van de posterie"W. R. 18 J anuari 1710, reke ning 1709. De postmeester Willem de Laver betaalde 100 voor het accoord met de overmannen van de boden en hem aangegaan over het bestellen van de BransoheBrabantsche en Ylaamsche brieven, 1723. De postmeester Thomas van Rhee kreeg 100 als bijdrage in de kosten van oprichting van //een nieuwe lantse post": W. R. 30 Juli 1763, rekening 1763. Aan de vier koopmansboden op Amsterdam werd 66 13:4 betaald voor een jaar dedomagement wegens de schade, die zij leden door de oprichting van de landpost alhierW. R. 1 Debruari 1766, rekening 1766. Aan de commissarissen werd 1000 betaald //om te verstrek ken tot eene subsidie": W. R. 7 Mei 1785, rekening 1784. Deze som werd, blijkens de volgende rekeningterugontvangen. Yan de commissarissen der posterijen werd het goedslot hunner rekening van April 1785 tot April 1786 ten bedrage van 626 12 10 ontvangen, en dat der rekening van April 1786 tot April 1787 ten bedrage van 1727 17: 3, welke bedragen aan de commissarissen der Leenbank werden overgedragen, 1786. Ook in de volgende rekeningen vindt men deze goede sloten verantwoordhet grootste in die van 1792 tot een bedrag van 1761 17 11, en het kleinste in die van 1798 t. w. 733 6 8. Volgens de rekening van 1799 werd de administratie der posterijen bij decreet van het Vertegenwoordigend lichaam van 15 Januari 1799 natio naal verklaard en kwamen de opbrengsten sedert 1 Januari van dat jaar ten bate van de nationale schatkist. Niettemin wordt in de rekening van 1803 het goedslot der rekening van de posterijen van 1 Januari 1799 tot 31 December 1802, ten bedrage van 4124 17 7 verantwoord. In de rekening van 1804 wordt eene som van 75 ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1902 | | pagina 768