98
ten opzichte van de vrijstelling der Sehotscke stapelgoederen
van licentgelden.
Gedrukt: Ermerins Y (Yere II) blz. 460.
*22. 1578 September.
Brief van Alexander Segait, zaakgelastigde van den ma
gistraat der stad Yere te Edinburg, aan dat collegehoudende
bericht van den toestand van Schotland en van de staking
der onderhandelingen tot verplaatsing van den stapel naar Yere.
Tot Edinburg in Scotlandt den 4<eu dach Septembris 1578.
Eerwerdich, eersamen, wyzen ende zeer discreten mijn
heren bailliu, burghemeesters ende sceepen der stede van der
Yere, doerzaek mijns scryvens es mijn heren te laeten wee ten,
howdat hier corteling een trubill in deze landen gheweest es,
zoe de heren van de lande teghens malcanderen gheweest heb
ben in het velt met ghewapende mannen, maer zin vertrokken
van den anderen zonder enighe scaede tot noch toe, de Heer
almactich zijt gheloeft; dewelecken trubill heft een groote
hinder ende achterdeell gheweest tot de voordeiïng van de
wederkeren van de stapell van deze natie ter Yere; want de
heren van Edinburg hebben zoeveell te dowen ghehadt aen-
gaende de regirengke van de stadt, dat zy alle ander zaeken
neergheleyt hebben, zoedat de expeditie van de commissie ende
instruictie van kaerlider commissaries niet ghedaen ende es.
Dewelleck commissarius nuu naer Bruggke ghereyst es om zin
ander efferen te dowen, ende heft mijn hier ghelaeten alle
bescheedt mede te brenghen, ketwelleck ick hoepe binnen vier
daghen te cryghen ende alsdan met Godts huelpe met alle
diligentie overcommen zal naer der Yer met de eerste schyp
naer dezen. Anders weet ick niet zonderling te scryven.
Eerwerdich, eersamen, wysen ende zeer discreten, zijt Godt
almachtich bevolen. Gescreven als boven by mijn, "(JE. eer-
waerde diener wat ick vermach, altijt bereet
1578
(get.) Alexk, Segaiït.