2 beleefd tot het begin van de Eransche Revolutie Mag ik Uw aandacht vragen voor een vluchtig antwoord op die vraag en tevens voor een paar schetsen uit de Geschiedenis van de Joden in Zeeland? Er is een treffend verschil tusschen de vroegere en latere lotgevallen van de Joden. Zoolang nog Jeruzalem en het Heiligdom het steunpunt van hun nationaliteit uitmaakten, waren de Israëlieten het meest afgeslotene van alle volken. Levend van landbouw en veeteelt, waren ze gehecht aan eigen grond en daardoor minder geschikt voor handelsverkeer, ja, door hun zeden van den handel afkeerig. Een groot denk beeld vereenigde hen tegenover alle vreemde volkende Eenheid van God. Toen kwam de tijd, dat het Joodsche volk, onder alle hemelstreken verspreid, een groot lichaam bleef vormen, maar waarvan de leden overal, het hoofd nergens gevonden werd. Toch bleven die leden verbonden door een gevoel van eenheid in oorsprong, van eenheid in bestemming. Ze bleven steeds tot elkaar neigen en trekken. Overal als vreemdelingen gehuisd, was hun verblijf nergens volkomen gevestigd. Zoo werd de koophandel hun even natuurlijk levenselement als vroeger landbouw en veeteelt dat geweest waren. In het Romeinsche rijk werd dan ook onder Joden en kooplieden dikwijls hetzelfde verstaan. Dat ze toen reeds met eenige minachting werden beschouwd, blijkt wel daaruit, dat ze ten tijde van de keizers van alle hofdiensten waren uitge sloten. Nu, dat was zoo verschrikkelijk niet, want ze mochten alle andere ambten en posten waarnemen, traden dikwijls op als leden van gemeenteraden en oefenden allerlei bedrijven uit. Maar toen de Noordsche stammen Italië veroverden, werden de Israëlieten van den krijgsdienst uitgesloten en daardoor tegelijk onbevoegd verklaard een maatschappelijke betrekking te bekleeden. Alleen de vrije uitoefening van den Godsdienst en den Handel bleef hun vergund. Yan dien tijd af schijnen ze zich bijna uitsluitend op den handel te hebben toegelegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1903 | | pagina 24