3
Het is waarschijnlijk, dat de Joden zich in Germanië en
Gallië het eerst verspreid hebben in het gevolg van de Bo-
meinsche legers. Bij de verschijning van de Bomeinsche
legioenen op vreemd grondgebied ziet men de krijgsbenden ver
gezeld van handelaren, die het leger volgden om den buit te
koopen en om die behoeften aan te voeren, die in het pas
veroverde land anders niet konden worden aangeschaft.
Ten tijde van Claudius Civilis werd de koophandel reeds
levendig uitgeoefend te Keulen. Het is ook juist te Keulen,
dat men reeds vroeg Israëlieten gevestigd vindt. Keizer Con
stant™ bepaalde in het jaar 321dat de Joden zich aldaar
niet aan het lidmaatschap van den Gemeenteraad mochten
onttrekken. Zonderling, vindt ge niet? tegenwoordig is zulk
een besluit zelden noodig.
In een ander keizerlijk besluit vindt men het bewijs, dat ze
destijds in het Belgische Gallië reeds synagogen hadden. Van
uit Gallië verspreidden ze zich naar al die plaatsen, waar de
Bomeinen hunne volkplantingen hadden aangelegd langs de druk
bevaren Bijn en Maastot aan de zee toe. Maar Keulen bleef de
voornaamste plaats, waar men (tot den ondergang van het Bo
meinsche rijk) de afstammelingen van Abraham, Izaêik en Jakob
aantrof. Onder de Franken en andere Duitsche volken zetten
ze het winstgevend bedrijf voort, dat ze onder de Bomeinen
begonnen waren, en zoo maakten ze zich allengs meester van
den geheelen handel in het groote rijk der Franken, waartoe ook
de Nederlanden in dien tijd behoorden.
Zoodra de Frankische koningen het Christendom aangenomen
haddenbegonnen ze zich er op toe te leggen de Joden in
liunue landen tot hun kerk te bekeeren. In 629 werd op last
van koning Dagobert aan alle Joden in zijn gebied bevolen
om of onmiddellijk tot het Christendom over te gaan of het
land te verlaten. Door de bisschoppen werd dit bevel natuurlijk
met de grootste gestrengheid ten uitvoer gelegd. Maar onder
Karel den Grooten, ja zelfs reeds onder de regeering van
zijn vader, konden de Joden weer vrijer adem halen. Ze