5
dere bescherming neemt en aan al zijn onderdanen verbiedt hen
op eenigerlei wijze in het rustig bezit hunner goederen te
storen of hunne eigendomsrechten te verkorten. Heel iets anders
dus dan ruim duizend jaren later in Rusland en Rumenië.
He keizer behield zich voor zelf over geschillen tusschen
Joden in hoogste beroep uitspraak te doen, zoover deze niet
door scheidslieden, uit de Rabbijnen gekozenkonden bijgelegd
worden^ Hij had daarom een bijzonder minister voor de aan
gelegenheden der Israëlieten aangesteld, die den titel voerde
van Magister Judaeorum. Yele Israëlieten schijnen zich in
dien tijd op de Geneeskunde te hebben toegelegd. Zoo had
keizer Lodewijk een Joodschen arts Zedekia. genaamd. Onder
dien vorst en onder de regeering van zijn zonen had ook een
bijna volkomen gelijkstelling plaats van Joden en Christenen.
Maar dat zou weldra veranderen. Toen de kleine leenmannen,
echte tirannen, allengs meer macht kregen, werd den Joden
het recht ontnomen onroerende goederen te bezitten, ja, werden
ze vaak main-mortable verklaard, d. w. z. buiten staat om te
erven, waardoor, als een Israëliet stierf, diens goederen aan
den heer vervielen. De lagere geestelijkheid, die den Joden
altijd slecht gezind was geweest, begon nu ook het hoofd meer
op te stekenen zoo werden de Israëlieten genoodzaakt geheele
streken te verlaten, waar ze kort geleden de ruimste welvaart
genoten hadden. Daar kwam bij, dat door de plundertochten
van de woeste Noormannen in dien tijd den handel geduchte
slagen werden toegebracht. Toch hielden de Israëlieten zich
staande aan de oevers van Rijn en Maas, waar ze vooral te
Keulen en te Luik groote gemeenten vormden. Uit deze steden
vooral hebben de Israëlieten zich in de Nederlanden verspreid.
Maar ook te Mainz, Spiers, Worms en in vele andere Duitsche
steden werd de handel uitsluitend door Israëlieten gedreven.
Toen braken voor de Joden donkere tijden aan, donkerder dan
ze in vele eeuwen gekend hadden. De kruistochten begonnen.
De dweepzieke menigte, opgeruid door domme, soms half
waanzinnige priesters, richtte ware bloedbaden onder de Joden