6 aan. Duizenden stierven den marteldood. Van toen af werden ze in vele streken als wilde dieren opgejaagd. En waar ze geduld werden, was hun toestand niet weinig verergerd door de toenemende macht der lagere geestelijkheid en door de opkomst van de steden. De hooge adel, de vorsten en de bisschoppen, waren hun steeds gunstig gezind geweest, de bur gerij en daarentegen waren veelal met blinden haat tegen hen bezield en de priesters en de monnikenorden vuurden dien afkeer nog aan. Een klein staaltje daarvan geeft ons de stad Utrecht, waar nog in 't laatst der achttiende eeuw de bepaling van kracht was, dat vóór poortsluiten alle landloopers, hoeren en Joden de stad moesten verlaten. Waren de Joden vroeger door vorsten, edelen en aanzienlijk kooplieden geëerd en ontzien, omdat ze de eenige handelaars warendie zich met geldzaken bezig hielden nu werden ze als ketters en ongeloovigen vervolgd en dwee- pende monniken hielden niet op tegen hen te prediken. Met de toeneming van het bijgeloof werden ook de beschuldigingen, tegen de Israëlieten ingebracht, talrijker. Waarvan men ze beschul digde? Wel, ten eerste dat ze Christus gedood haddenruim dui zend jaar vroeger, iets waaraan dus die arme menschen onmogelijk schuld konden hebben. Maar ook klaagde men hen aan, omdat ze schennis aan heilige zaken gepleegd haddenaan Mariabeelden en heilige ouwels; en bovendien bracht men tegen hen in de lage, de schandelijke beschuldiging, waartegen in sommige streken van Europa, ja vlak bij onze grenzen de Israëlieten zich nog te verdedigen hebben, namelijk dat ze onnoozele kinderen stelen en dooden, omdat ze tot het vieren van het Paascbfeest Christenbloed noodig hebben. En zulk een onzinnig gerucht was voldoende om hen in een volksoploop bij menigte te doen vermoorden. Vergiftiging van bronnen en waterputten was ook een zeer gewone verdenking, geschikt om hen uit een geheele landstreek te verdrijven. Dit gebeurde o. a. in Vlaanderen en in het noorden van Erankrijk omstreeks 1313. En de meeste van die arme opgejaagde Joden behoorden tot de 15000, die een paar jaar vroeger (in 1290) door den wreeden Eddard I

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1903 | | pagina 28