10
geheel verdorven vorsten schijnt getroffen; de hebzuchtige,
geldgierige Ferdinand weifelt. Daar worden de deuren der
zaal opengeworpen De grootinquisiteur, de bloeddorstige do-
ininikaan Torquehada, treedt haastig binnen. Met een kruis
beeld in de hand, roept hij den vorsten toe: Wilt ge uw Heiland
voor eenige duizenden ducaten verkoopen? Daar is hij, verkoopt
hem! Die belachelijke vertooning, die schandelijke woorden,
doen de onderhandelingen afbreken. Duizenden en tienduizenden
Joden moeten hun geboorteland verlaten. Naar alle zijden
trekken de bannelingen heen. Italië en de Levant geven hun
schuilplaatsen. Hun ijver en talenten brengen overal, waar
ze zich neerzetten, welvaart en ontwikkeling. De meesten
vestigen zich evenwel in Portugal, waar Jotian II hen tegen
betaling van een zwaar hoofdgeld opneemt. Maar dat ziet men
in Spanje met leede oogen. Men weet den zwakken koning
te overreden, en eenige weken later worden zeer vele Israëlieten
tot slaven der kroon gemaakt en naar de nieuw ontdekte ei
landen in Amerika of naar het vasteland van Afrika overgebracht.
Zijn opvolgerEmanuel die in onverdraagzaamheid en wreed
heid niet voor zijn voorganger wilde onderdoen, beval, dat
al de Joden het land moesten ruimen of zich laten doopen.
De meesten vertrokken, maar zij die niet konden of wilden
heengaan, werden gruwelijk vervolgd.
De Portugeesche koning had den gedoopten Joden beloofd,
dat de inkwisitie in de eerste twintig jaren niet zou worden
ingevoerd, maar in 1536 hield het laatste uitstel op. Nieuwe
uitwijkingen waren het gevolg.
Het schijnt, dat destijds vooral de Nederlanden de aandacht
der ballingen begonnen te trekken. Maar daar regeerde
Karel V, die strenge plakkaten uitvaardigde tegen de nieuw-
Christenen (uit Portugal gevlucht), en die zijn stadhouders
gelastte hen niet in hun gebied toe te laten. Ook in Zeeland
woedde de vervolging. In het archief te Middelburg berust
nog een bezwaarschrift der stedelijke regeering d. d. 21 Januari
1541 aan den landsheer, dat vreemde kooplieden die te Mid-