15 men was, toen, 40 jaar vroeger, hun oom Paülo Jacomo de Pinto, wonende op de Rouaansche kade, met zijn nicht was getrouwd, wélk huwelijk in 't bijzijn van vele aanzienlijke hee- ren uit deze stad was voltrokken. Te Amsterdamzeiden ze verder, was ook de heer Jan Martinez de Victoria met zijn nicht getrouwd, zoodat de jonge vrouw altijd haar man met //oom" aansprak. Ze eindigden met de opmerking, dat de Rab bijnen niets op dergelijke huwelijken tegen hebben, ja, ze zelfs aanprijzen. De Raaddezen brief gelezenbesloot den kerkeraad te berichten dat Burgemeesters en Raden besloten hebben aan //de Joodse natie binnen dese stadt te geven deselve securiteyt ende vryheyt als in andere steden en provinciën deser Vereenigde Nederlanden". Ze verzochten tevens den kerkeraad zich niet weer met zulke kwesties te bemoeien, en in alle geval voortaan eerst beter te informeeren en niet weer te komen klagen, wanneer, zooals hier 31 geval bleek te zijn, de kogel reeds door de kerk was. Weer kwam een scherpe brief van den kerkeraad, een schrootvuur van bijbelteksten daalde op den Raad neer, maar toen verklaarden Burgemeesterendatnon obstante de remonstrantie van den kerkeraad bij hun besluit werd gepersisteerd en in 3t vervolg daarover niet zal worden gedelibereerd. Aan de Hoogduitsche Joden was den 1810,1 November 1704 door de Vroedschap een akker bij de Seispoort toegestaan voor een begraafplaats aan de binnenzijde van de stadswallen, onder een jaarlijkschen cijns van 8 gulden, terwijl hun in datzelfde jaar vergund werd een kerk te bouwen. Zooals ik reeds gezegd heb, woonde in het huis St. Meter op de Rouaansche kade een aanzienlijke Joodsch-Portugeesche familie. Daar ten huize werden de godsdienstoefeningen gehouden. De Rabbijnen en de Ouderlingen moeten in dien tijd met nog al harde hand geregeerd hebben. Burgemeesters schenen 't ten minste noodig te vinden in den jare 1709 een besluit uit te vaardigen, waarbij Rabbijnen en Ouderlingen geïnterdiceerd (verboden) werd,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1903 | | pagina 37