29
En op p. 20 vallen ons nog deze regels op:
//Zooeven krijg ik uit Utrecht de verklaring der teeke-
ningen, genaamd Calchas, de Wolf in 't Woud; de Raaf
uit Indie; de Kraai in 't boschgeboomte, de Basilisk
Fontein van Gif en de T jen kende Reu of Pallas Nagt-
uil. Zij zijn wel uitgewerkt."
Zooals ge bemerkt, M. Ii., was in den winter van 1778
op '79 niet slechts om met Yuoolickhert te spreken
de Vlissingscke kerkhemel, maar zelfs de dampkring, waarin de
oprichters en eerstgeboren leden van ons Zeeuwsch Genootschap
ademden, zwaar geladen. En geen wonder, want aloude ker
kelijke haat was uitgebarsten, politieke hartstocht was ont
vlamd en religieuse verontwaardiging gloeide. De regenten met
hun gepraetendeerd vaderlijk gezag voelden hun zetels kraken,
een aardbeving deed zich onheilspellend gevoelen. Democratie
stoof op tegen oligarchie. Burger en landzaat hief de vrijheids-
kreet aan. Calvinistisch predikant noch patriotsgezin de dich
teres ontzag de souvereiniteit der stedelijke regeeringen. In
wanhopige vermenging huwden zich eenerzijds star conserva
tisme, dat Datheen vergoodde en geen misse duldde, aan revo
lutionair opkomen voor echte burgervrijheid j en andererzijds
huwde zich een verdraagzaamheid, die haar tijd verstond, aan
despotisme en barbaarschheidvoor den eisch der tijden steke
blind. Toch werden te midden der worsteling, hoe chaotisch,
overwinningen behaald door burgervrijheid en religie, immers
twee der grootste schatten van het menschelijk leven
De Yeersclie predikant Josüa van Ipeuen verhaalt in zijne
//Kerkelijke historie van het Psalmgezang der christenen", die
in het jaar der woelingendat wij beschrijven, verscheen, wat
toen de oude manier van psalmzingen was. Ze be
stond volgens hem in de navolgende vijf tempo's, door noot-
vaste voorzangers den volke onvermoeid geleerd:
//De noten 1°. uitrekken2°. in den mond draaien3°. kau-