30 wen4>°. door ettelijke verhoogingen ende verheffingen tusschen de tanden en 't gehemelte slangswijze henen slingeren5 ze doen dwarrelen". De H H. gevoelen, dat toen 't'psalmzingen nog een kunst was, en verstaan, dat deze smaak harmonieerde met de met halen en togen voorziene handteekeningende krulpruiken van zes verdiepingen, de overladen ornamenteering in den bouwstijl en de krulletters, waarmee de ganzeveder der schoolmeesters de schriften hunner voortreffelijkste scholieren versierde. De gemoedelijke vroomheid vloeide in dit figuratieve psalm zingen zoetelijk indoch gekuischter smaak begon 't te walgen en toen eindelijk de wel ootmoedig-gestemdedoch droef onbeholpen psalmberijming van Datheen onder veel smaad was afgeschaft, en een betere werd ingevoerd, natuurlijk onder veel tegenstand omdat alle religie 't constante mint en met name aan de psalmen zich de heiligste en teederste herinnerin gen hechten, tot die van menig onvergetelijk sterfbed toe! toen besloten de machthebbers in Staat en Kerk om ook de oude manier van zingen te doen wijken voor wat men //de korte zangwijze" noemde. Nu was deze //korte zangwijze" ook iets raars. Te Yere of Goes werd ze uitgevonden. Ds. van Iperen beschrijft ze: //De eerste noot van iederen regel zingt men lang, de middelsten kort en de laatste noot van iederen regel slepende". Dan volgt een rust, totdat de voorzanger invalt met den eersten noot van den volgenden regel. Als men dus uit de nieuwe berijming van Psalm 25 zong uit het 2e vers: »Leid mij in Uw waarheid, leer IJvrig mij Uw wet betrachten", moest de arme gemeente zingen: Leid mij in Uw waarheid leer rust. De voorzanger valt na een kleine pauze in IJ vrig mij Uw wet hetrach ten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1903 | | pagina 52