35
gedachte, dat God op alle terrein des levens moet geëerd
worden, wierpen zich de Calvinisten van Oranje en Marnix
in den strijd om 't land van Spanje te bevrijden en kerk
wetenschap en kunst van Rome.
Hen onderscheidde van de Roomschen het geloof; doch dit
was hun een overtuiging. Een zaak van Jt bewustzijn en
den wil; t waren heldere koppen en vaste karakters. En even
ruim als hun horizon was hun hart. I mmers, ieder man van levens
ernst die instemde met wat hun goddelijke waarheid dochten
beleed naar dit Zijn woord God te willen dienen, werd als
medechristen begroet. Zelfs de kinderen aanvaardden ze als
het uitverkoren en begenadigd zaad der kerk, dat wèl onder
wezen in huis, kerk en school, reeds in prille jeugd het
Amen sprak op Gods doopsbelofte en met de duizenden
avondmaalgangers zich verzegelen liet des Vaders vergevende
liefde in Christus en 't. kindschap Gods.
In 1778 was dit Calvinisme goeddeels verdrongen door een
gedachtengangwaarin puriteinschedoopersche, methodistische
en labadistische tendenzen 't antiek-gereformeerde sterk hadden
gewijzigd.
Deze gedachtengang verwierp "t werk van Gods genade in
de continuïteit der geslachten, had voor kunst noch weten
schap oog, liet de wereld wereld en ging uit van 't gegeven,
dat er slechts enkele uitverkorenen zijn. Deze uitverkorenen
leven eerst in hun blindheid doorgaans volop in zinnendienst
of zelfs in grove zonden, doch plotseling in hun consciëntie
aangegrepenworden ze na in groote zielsangsten geworsteld
te hebben straks, door wat men een '/onmiddellijk licht"
noemdebij trappen ingeleid in de zondaarsliefde Gods in
Christus en de vertroosting en verzegeling des Heiligen Geestes. x)
1) Vgl. A. W. van Appeltern Het Staatsrecht in Nederland met be
trekking tot de Kerkblz. 17. L. H. Wagenaar, Het Reveil en de Af
scheidingblz. 12 en 13. Dr. H. Bavinck, De zekerheid des geloofs, p. 30
en H. Hoekscha Het Methodisme p. 13.