55
Ingelse toe en diens hand vattendeloofde hij God! Ingelse
verhaalt: //O wat ik op dien dag gezien heb, had ik nooit
zoo gezien, zoolang ik als een onbekeerd beest geleefd heb.
Ik zag een menigte van vrome menschen schreien en toch blijde
zijnde, en dit maakte zoo'n indruk op de roekelooze menigte
dat niemand zijn aangezicht vertrok tot lachen en niet de
minste ijdelheid viel te bespeuren". x)
Nu riep men, dat de publicatie zou worden afgekondigd.
Alles stroomde naar 't stadhuis. De secretaris Serlis besteeg
de pui en las de beloofde afkondiging voor.
De arme balling stond ondertusschen bij zijn grenspaal op
't gebied van Zoutelande. Maar nauwelijks is de publicatie
gehoord, of een eerewacht van ruiters met Ingelse aan 't hoofd
door duizenden voetgangers gevolgd, snelt naar hem toe onder
daverend gejuich. De aanvoerder springt van zijn ros, Burg
graaf bestijgt het en houdt een schier koninklijke intocht.
Als men bij zijn huis gekomen is, houdt de oude Jobsh
volgens de Korte een fleurig christen een toespraak tot
Burggraaf en tot 't volk, met verzoek om geen sterken drank
te gebruiken en dadelijk uiteen te gaan. Dit geschiedt. Doch
met de Korte, den "Vlissingschen lakenkooper en enkele oude
vrienden houdt Burggraaf een feestmaal in zijn heroverde
woningwaarbij Ds. Bosboom voorgaat in dankzegging tot God
J. A. v. d. Perre over de verbintenis en de dankadressen in Zeeland in
1787. Op p. 480 komt v. d. Perres mededeeling voor, dat de Ambachts
heer van Westkappel VffiTH v. d. P. zijne regeering eerst had afgeraden
om de dankadressen te teekenen. Doch enkele vurige Oranjemannen hadden
het gedaan. Straks kenterde de Ambachtsheer en declareerde, dat het hem
aangenaam zou zijn, zoo de rest der burgerij ook teekende. De lijst der
inteekening wierd gevraagd »doch Janus Bis en eenige andere van den
aanhang van 1777 en 1778 zogten dezelve te weerendeclarerende met
veel verontwaardiging, dat het nu te laat was en dat zij nimmermeer zouden
worden geadmitteerd. Prof. B. teekent hierbij aanWie Janus Bis is
weet ik niet te zeggen". De eenige Westkappelsche Adrianus, dien wij
tot dusver ontmoettenis deze A. Jobse. Was zijn bijnaam Bis
Ingelse, a. w.