66 pandde hij zich Voor heel zijn volgend leven aan den dienst van God. Nu ging hem ook de bijbel open. Nu sprak dat Woord tot hem. En het leidde hem in in zijne zonden. Hoe diep zag hij nu het godonteerende van zijn gruwelijk kwaad. En 't was hem zoet, er stil over te weenen. Hij pleegde dien weemoed. Hij sliep in met de vrees, dat die bij ontwaken geweken mocht zijn. Bepaalde zonden van moordzucht, onzedelijkheid en godslastering traden bloedig rood voor zijn geest en hij keurde 't recht, dat God nu de overheid zou gebruiken om zulk een monster te verdoen van de aarde. Ds. Piet er Haak Eorsborgh te Yere bezocht hem niet, maar oefende zijn christelijke belangstelling aan den gevangene door hem briefjes te zenden met teksten als Ezra 7 26 en Spr. 11 1719, waar staat: //En al wie de wet des konings niet zal doen, over dien zal spoedig recht gedaan worden, hetzij ter dood of tot uit banning of tot boete van goederen of tot de banden" en //die het kwade najaagt, beroert zijn vleesch en jaagt naar zijnen dood"! Deze woorden gingen Ingelse als zwaarden door zijn ziel. Weken lang verplette hem 't schuldbesef, 't Angstzweet stroomde dikwijls van zijn aangezicht af en zijn brullen werd zoo luid, dat men 't buiten hoorde. Yreeselijke hallucinaties ver schrikten hem. Nu hoorde hij 't timmeren van zijn schavot. Dan zag hij satanische verschijnselen Doch eindelijk gebeurde weer het bijzondere, dat hem nu zou maken nog wel niet tot //een kind van God", maar toch tot een hopende. Hij beschrijft het aldus: //Uitgeput van weenen en waken lag ik eens neder. Toen greep me op eenmaal een gevoelige roering aandie als uit mijn teenen opkwam en doortintelde tot mijn hart. Toen was 't me, alsof ik met nieuwe levenskracht werd vervuld. Nu werd mijne ziel op eens van vrees ontdaan en ze zag God in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1903 | | pagina 88