28
H Zeeuwsch Genootschap, alhier woonachtig 1); mitsgaders of
gen. Predikant voor vrijheid en godsdienst ook wel geijverd
hebbe, zoo 3t een getrouw Leeraar past en betaamt
item of het waar zij, dat zijn WelEerw. namens zijn kerkeraad
zijn "WelEerw* bezwaren nopens bewuste resolutie van Hun Edel
Achtbaren" bedoeld is de Magistraat van Vlissingen //tot
toelating der exercitie van den Boomschen Godsdienst ter kennis
van de classis Walcheren gebracht hebbe en haar hulp tot
weering van alle Paperij en Afgodendienst geïmploreert en
van wat effect zulks geweest zij.
//Zij willen gaarne nog iets weten. Doch zulks is me ont
schoten. Ik geloof, dat het raakt zekere commissie, zijn
Eerw. onlangs in de vergadering van 't Zeeuwsch Genootschap
opgedragen.
//Wat de reden zij dezer nieuwsgierigheidwete ik in 't alge
meen niet. Doch ik gisse, dat gemelde Heeren gaarne bij
gelegenheid der betaling hunner contributie als Directeuren
van 't Zeeuwsch Genootschap aan gemelden Heer als
eerste secretaris van 't Genootschap toe te zenden, een klein
douceur voor de gevangenen voegen zouden Bericht mij
toch omtrent dezen man alles met de uiterste accuratesse
zonder bijzonderheden te vergeten, waaromtrent ik u niet mocht
gevraagd hebben.
//Wat zou het mij een eer en vermaak aandoen, indien ik op
de lijst van 't Genootschap te gelijk met DIEN man pronken
mochtIk zou het mij weinig aantrekkenal was hetdat
sommige Directeurs en Leden, vooral die van andere gezind
heden en speciaal die Boomsch zijn, daarom de Maatschappij
verlieten. Eén orthodox Lid is immers beter dan vijf en twintig
Heterodoxe Directeuren
In 1778 waren »tot bestierder des Genootschaps verkozen en aange
steld" de Heeren Joan Koenraad Brandt, koopman, Mr. Franqois Adri-
aan Rozeveld Cateau pensionaris honorair, en Jan Baart, Med. Doet.,
Schepen en Raad van Amsterdam. Zie Verhandelingen Zeeuwsch Genoot
schap, dl. VI, p. XVI.