79
B. Het perceel oost van het stedehuis.
Bij den herbouw in 1430 bleef het stedehuis dezelfde grootte
behouden Met betrekking tot het vleeschhuis ge
voelde men echter behoefte aan uitbreiding.
Jan Glbmentsz stond met zijne perceelen die uitbreiding
in den weg. Men kocht zijn perceel op de Lange Burg.
Het heeft zich stellig even diep uitgestrekt als I)e drie Sea-
bellen en Jerusalem (II 5 en 4) tot achter de beide Liebaarden,
mede aan Jan Glementsz behoorende. "Deze koop kwam nog
bij zijn leven tot stand 2).
Hiermede kon men echter nog niet veel uitrichten, want
Mr. B-eijnibe Pietersz., medicine-dokter en in 1474 en 1477
ook burgemeester 3), had een pand (B 2) daartusschen in,
waarop het kapittel van Westmonster een cijns bezat //op
eene hofstede naest den ganck van de Heeschhuse ver
schijnende ten allen Meije acht scellinghe gr. sjaers" 4).
Zoo bleef de toestand tot het jaar 1452. Toen begon men
een nieuw stadhuis te bouwen in de Noordstraat. Het oude
stedehuis, te bekrompen voor dien tijd, kwam vrij. Toch
bleef het stadseigeudom en werd in 1498 nog voorzien van
een nieuw tegeldak 5). De oude schrijfkamer deed ook nog
diensttotdat in 1461 de nieuwe in de Noordstraat geheel
in orde was 6). Het wachthuis ouder de schrijfkamer was
niet meer noodig voor dit doelen wilde men het stedehuis
verhuren of verkoopendan moest men het eerst ontruimen
óók door verwijdering van de balans daarachter.
Daartoe plaatste men deze in dat wachthuistoen kon er des
wege geschreven worden over //eenen muur tusschen het stad-
i) Zie bladzijde 75 noot 2.
Kesteloo Ibl. 42 (212). Zijne weduwe wordt vernoemd in de Rekeningen
van 1443.
3) Kesteloo II, bl. 31 (73) en Levensberichten v. Zeeuiosche Medici bl. 126.
4) Inv. Arch. Midd. n" 519 n" 6 onder Renten van erven en hofsteden.
5) Kesteloo II, bl. 29 (71). 6) Kesïeloo IIbl. 24 (66).