85 er binnen bovengenoemde wallen een stedekuis zou bestaan hebben, zoomin als eene ontkenning er van. Dat aan de Lange Delft kan niet in aanmerking komen. Het lag buiten die wallen en moet dus dagteekenen van na 1254 of, om ket straatje er ackter naar de Burg, zelfs na 1301. De keer ICesteloo vermeldt een cijns op eene kofstede //genaemt die Oude vader op die Wal". Hij beweert, dat steeds gezegd werd //dat er ket stadkuis op stond, zie b. v de rekening van 1497" T). Mijne aanvankelijke hoop, kier op ket spoor te zijn van een stedekuis binnen de voornoemde wallen, vervloog bij kennismaking met de bron. Toen ik de Rekening van 1459 en 1497 vergeleek met die van 1480 en 1481, bleek mij, dat niet moet gelezen worden Oude vade(r), maar Oudevaer d. i. Ooievaar. Genoemde keer kaalt zelf een zin aan dus luidende//'t oudevaersnist uut te steken" 3). Ook bleek mij, dat er niet moet gelezen worden //stond" maar //dare dit stadkuys op staet". Niet op alle vier de plaatsen is de //e" van vaer" duidelijk, maar op één komt zij niet boven de andere letters uit, wat de //d" wel doen moest. Ook is, volgens ééne van die rekeningen, de slotletter duidelijk eene r. Maar bovendien stond toen ket stadkuis reeds in de Noord straat en zijne verplaatsing ware ongemotiveerd, als men aan de Lange Delft zoo'n uitgebreid terrein bezeten kad, dat tot den Wal door liep. De uitdrukking //dit stadkuys" in plaats van '/ket stadkuys" wijst niet op een stadkuis, maar op een kuis vau de stad, en noopt tot omzichtigheid met die uitdrukking. Eene andere vraag iskan bij den naam praetorium aan een stedehuis gedacht worden? Deze naam uit de Keur van 1217, wordt in die van 11 Kestkloo II, bl. 15 (57) en het Register bl. 123 (165). 2) Kesteloo II, bl. 23 (65).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1904 | | pagina 107