116
wij Adriaen Claesz., raad, en Adriaan Jacob Joosz., schepen,
die later getuigenis afgelegd hebben, dat zij op dien dag de
kerk bevonden open te zijn en vol volk x), zoowel //in den
middelcoore als in de voerkercke", bezig eenige
altaren te breken, en ook slaande aan het slot '/van der mid-
delcoir", waarom zij trachtten te //salveren den hoogen coir'h
Er was dus in de Abdijkerk eene voorkerk met een mid
delkoor, als ééne localiteit, door een muur en deur van het
hooge koor afgescheiden.
Het middelkoor, van het hooge te onderscheiden, wordt,
bewust of onbewust, door Gargon vermeld 2), als hij zegt:
//Hiervandaan kwamen ze in het c li oor der Hieuwe kercke,
geschikt tot een gehoor- of spreekplaats''" der Illustre school.
Als men nu, in de gedachte, de zuidelijke kerklijn van het
middelkoor westwaarts doortrekt, dan verkrijgt men een lang
werpig vierkant, en houdt men in de voorkerk nog een tweede
schip (zuidzijde) over, zeer geschikt voor nissen en bijzondere
altaren. Denkelijk stonden ddar de altaren voor St. Andreas,
O. L. Vrouwe, St. Jacobus, 't H. Kruis en St. Nicolaas,
terwijl vroeger nog een altaar in dit westelijk deel aanwezig
was, aan St. Anna toegewijd. Een altaar voor St. Catharina
stond aan de zuidzijde van het choor in de parochiekerk van
het klooster. 3).
Toen men //in de voirkercke ende voircoir11 begon
te breken, trachtten beide mannen in het geheim in het hooge-
koor te komen, maar, wijl het niet geraden was de //voir-
deure van den c hoi re" te openen werden zij door
den koster geleid //bezyden door de sacristie11. Hierbij
was de secretaris van den bisschop niet aanwezig. //In den
pant in den conventscoir (het zijpand van het koor)
van der Abdye, vandaar men ziet in de voor-
kercke11, had hij de verwoesting gezien, en was heengegaau.
Dr. van Vloten bl. 91. a) Deel II, bl. 286.
3) Arch. O. L. Yr. A. bl. 88—90.
1) Dr. van Vloten bl. 106.