133 tegenover het koolhof van den abt, de supprior huisde, naar mijne gedachte, in het achtergedeelte, naar de zijde van het infirmatorium of ziekenhuis, dat door het capitularium (kapittelzaal) wederom aan de kerk verbonden was. Hierdoor werd het eerste binnenplein gevormd. West van deze kapittelzaal en van de ziekenzaal had men nog een tweede binnenplein, met een gebouw ten noorden en een ander ten westen, door de groote keuken bijna haaks aan elkander verbonden. Het noordelijk pand oost van de keuken moest, naar onze gedachte, tot woning van den provisor of proost dienen 3). In datzelfde huis zoek ik het refectorium (eetzaal), verkort //reefter" genoemd. Tan een kelder waarder of bakmeester wordt in de ons bekende akten nog niet gesproken. Zoo vormen keuken, eetzaal en ziekenzaal een samenhangend geheel, dat aan het toezicht van den proost, die voor de stoffelijke be langen van bet klooster te zorgen had, was toevertrouwd. De huidige crypten van dit gebouw vormden toen den be- ganen grond, en het blijkt daaruit, dat het daarbij gelegen terrein eerst moet zijn opgehoogd, voordat 's-Graven hof in het jaar 1255/6 werd opgetrokken. Hierdoor verkreeg men aan den oostkant een Neder hof. Het gebouw, west aan het tweede binnenplein, blijft dan over voor de kanunniken. Doch dit gebouw moet, zooals het later was, voor dezen te klein geweest zijn. Yerlengt men dit gebouw' zuidwaarts, tot aan de zuidzijde van het toen nog niet bestaande deel der kerk, dan verkrijgt men de eenig mogelijke plaats voor het kanunnikenhuis, een ge bouw, kleiner dan hunne latere woning, maar groot genoeg voor dien tijd. Deze voorstelling kan ik wel niet door akten Deze komt 't eerst voor: Arch. O. L. Yr. A. Reg. 31 Ao 1250; Van den Bergh I, uo 329 Ao 1231/2; De Fremery 79 A° 1241. 2) Deze komt 't eerst voorArch. O. L. Yr. A. Reg. 223 A'J 1329 en als Provisor Reg. 5 Ao 1196; bij Van den Bergh I, no 192 Ao 1293.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1904 | | pagina 155