134. staven, maar berust op logische gevolgtrekking uit de andere gegevens. Denkt men de geheele Nieuwe Kerk weg, als vóór de stich ting van de Kloosterparochie in 1270 nog niet bestaande, dan verkrijgt men een inham aan dat tweede binnenplein, of een met een muur er van gescheiden voorhof, als entree uit het kanunnikenhuis naar de kloosterkerk. Hier zou geen toren passen, en nu wordt het duidelijk, waarom de toren dó&r zijne plaats verkreeg, waar wij heden nog den Langen Jan aanschouwen, bij den westvoorgevel van de oudste kloos terkapel, op plan 1 van mijne kaart geteekend, misschien plaatsvervanger van een torentje, aan dien voorgevel gehecht. De kerk zelve had eene lengte, zooals wij die nu nog kunnen nagaan, van den oostmuur der Nieuwe Kerk tot den veelhoekigen eindmuur der Koorkerk. Men had in 1270, teil behoeve van de nieuwe parochie, slechts de Nieuwe Kerk te bouwen, met uitbreking van den westvoorgevel der kloos terkerk, en de parochiekerk was gereed. Ook hieromtrent bestaan geene mij bekende akten, maar eene andere oplossing vind ik niet, terwijl de voorstelling zich aansluit aan het voorgaande. G. Het Regulierenklooster (vóór 1130). De tweede periode van de uitbreiding der Abdijeindigende met de stichting van de Kloosterparochie, van de Nieuwe Kerk en van het groote hofplein, moet begonnen zijn met de formeering van het tweede hofplein, nu Muntplein genoemd. Ik vermoed, dat deze stichting samen viel met de verheffing van het Mariaklooster tot Abdijen deswege met het optreden van Waltehus, als eersten abt. Toen was het de tijd voor het alternatief: wegtrekken 1), of uitbreiden. De eerste periode moet dan afsluiten met de laatste dagen van Alboldus (1123f1130), als bestuurder, en geeft de situatie l) Oorkb. Ino 130 (Ao 1150 23 Mei).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1904 | | pagina 156