185 aan van het Mariakloosterals woonstede van de Reguliere kanunniken. Deze periode kende slechts het eerste pleintegen de koorkerk aan, met zijne omgrenzende panden. Wij wagen het niet, dan op eene enkele uitzondering na, het toenmalig gebruik der gebouwen aan te wijzen, maar, naar wij meenenbestaan er nog eenige Grondlijnen uit de tweede en de eerste periode, die aan onze aandacht niet mogen ontsnappen De zijgevels ga ik voorbij, maar ik wil de grondlijnen der voor- en achtergevels in hare onderlinge verhouding voor stellen uitgaande van plan n" 2 van mijne derde kaartiJe Abdij A0 1150(F)—1270. Het plein n° 2 (Muntplein), daarop voorkomende, heeft volgens den heer Rrederiks in den aanvang der XV1,S eeuw zijn kruisgang verkregen. Daarbij heeft men, volgens de Groole Icaarl der Abdij het onvolkomen in een zuiver recht hoekig vierkant vervormd, rechthoekig ook op den noordelijken muur der kerk. Die vervorming was noodig, want de reefter stond niet haaks daaraan. Dit bewijst meteen, dat hij oor spronkelijk ouder was dan het westelijk deel der kerk 2). Bij de vernieuwing van deze, tusschen de jaren 1255 en 1270, heeft men, zeker om den beganen grond van den tufsteenbouw als crypt te behoudenbij de ophooging van het terrein, de oude grondlijnen bewaard, evenwijdig aan elkander. Dit geschiedde bij het kapittelhuis c. a. niet volkomen. Alle voorgevels der Abdij loopen parallel aan de achtergevels, zelfs ook de oudste grondlijnen van het eerste abtshuis. Ook de westzijde van den doorgang en van de sacristie der paro chiekerk loojit parallel met de oude grondlijnen van den reefter en de oostzijde van het Gobelinsgebouw. De westzijde van Onder grondlijnen versta ik de lijnen die de limdamentgreppels maken. Nieuwe noem ik de in verscheu grond gegraveneoudedie welke ideutisck zijn met de groiyüfjnen van oudere fondamenten. a) Zie bladz. 133.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1904 | | pagina 157