162
Doentsz opmeting gedaan van het schotbaar land binnen de
limieten van het ambacht(sdeel), dat aan Middelburg verbleef.
Daarop werd den 16 Juli 1546 besloten de verlij- en trans-
portbrieven te passeeren naar het Kolder van J. Doentsz en
Jac. Hendriksen en eindelijk werd dat deel bij verlij- en
transportbrievenop 16 Juli en 23 December 1546ten name
van een der poorters gesteld, ter grootte van 102gemeten
12 roeden bij der breedte, 741/8 gemeten steensckietens 2).
Ook over de ligging en uitgestrektheid dezer 102l/3 gemeten
rees tusschen de beide steden verschil.
Prins Willem I verleende op 2 Maart 1574 aan Vlissingen
de jurisdictie o. a. //van de parochie en ambagtskeer-
lijkheid van Koudekerke, zooals dezelve zich
toen in hare limiten, abouten en district ext en
deerde" 3). Op den 22 October 15S3 kocht de stad Vlis
singen deze heerlijkheid van den graaf van Aremberg 4).
Vlissingen, als verweerder, hield staande, dewijl
haar pachtdistrict en hooge jurisdictie zich uitstrekte over de
gansclie heerlijkheid van Koudekerke en deszelfs parochie
zonder eenige de minste reserve, en aangezien de opgezetenen
buiten de //jegens woordige" Langevielepoort tot de parochie
en de heerlijkheid van Koudekerke behooren, dat deze, bij mal
versatiën, fraudes en contraventiën staan en moeten blijven
staan onder hare hooge judicature 5).
Middelburg, als e i s c h e rbetoogdeop grond van
eene vergunning, door Ka rel V den 1 Maart 1532/3 gegeven,
tot heffing van accijns van de tappers en slijters, woonachtig
binnen de limieten van de drie parochiekerken, dat de stad
deswege die accijns ook daar heffen mocht, en beweerde, dat
1) O. Arch. M. no 19451952. 2) O. Arch. M. n0 1953.
3) Advis der heer en van Vlissingen van den 19 November 177op het rap
port van den 29 November 1773 ter stadsvergadering enz. (gedrukt) bl. 4 en 5.
4) Zei. Ilhistr. bl. 707.
5) Advis bl. 8 en 9.