31
dean merkt men, dat volgens 't bestek de nieuwe haven met
eene bocht tusschen de beide torens door loopen moest. Die
torens bestonden dus reeds.
Ook ziet men op de kaart van van Deventer, dat de toren
en veldenliuie daar onderbroken en als verschoven wordt.
Dit wordt verklaard, als meu tusschen de twee torens eene
suatiepoort of waterpoort denkt van
n.) de gasthuisgoot of oude Arne;
a a.) "den anderen watergang" aan den binnensingel l);
(b. b.) .'/den ouderen watergang"
cc.) "den langhen niewen waterganc" van 1380,81, die
het water sueerde by (cl) den Duivelstoren in ee.) de Arne
of 't kanaal buiten de stadnoordoost van de Segeerspoort.
Bovengenoemde suatiepoort is geen droombeeld, maar wordt
vermeld in de stadsrekening van 1396/7 met deze woorden:
//van twee yseren roeden te rechtene ende twee sloten daran
te makene, daer men die waterporte mede sluten mach 2).
Zoo moet de toestand geweest zijn voor het ontstaan van
de binnenhaven De Duivelstoren was het laatste merkteeken
voor de Arne binnen de stad; waarbij
(g) de gevonden muurwerken;
(h) de waterachtige en afschuivende bodem voor 't huis G 15 7
(i) de kolommen
het gevonden schot, om het kaaiwater af te sluiten 3), en
(ni) de toren tegenover den Duivelstoren 4J tot bevestiging
dienen kunnen.
5. De Arne buiten de stad.
Er is door mij niet eene rechtstreeksche aanwijzing gevon-
Onder binneusingcl kan slechts verstaan worden een singel langs c. c. of
die langs a. a. Langs c. c. kan er geen singel geweest zijn, vermits die water
loop geene vest geweest is, maar expres gegraven is in 1380, wegens het ver-
slijmen van b. b. (Kesteloo I, bl. 14 (184;. Door dien naam „binnensingel" is
dns het vermoeden van den heer dk Man bevestigd, dat dit riool het restant is
eener oude gracht Zuidelijk deel bl. 46, 47).
2) Kesteloo I, bl. 13 (183y
3-1 Zuidelijk deel bl. 44, 45, 46. 4 O. Arch. M. no 1730 Ao 1540.