7^0(7/ i 33 plaats te maken en eene haven van de Kloosterpoort tot aan de Punt te gravendie van daar af, als oude Arneoostwaarts in de Lemmer uitmondde a). Opmerkelijk is het, dat Is. Abrahamsen 2) op het jaar 1100 spreekt van het graven van de oude haven. Al is de tijds bepaling misschien niet op het jaar af juist, de kern van het medegedeelde wordt door onze aanwijzing als werkelijkheid bevestigden nu niet meer weersproken door de kronkelingen der Arne oostwaarts op. Doch reeds spoedig begon zij op te slibben en was men genoodzaakt een dam, misschien met een spuiboezem in het afgedamde westelijk deel, te leggen. Zoo moet men zich den toestand na de uitbreiding der stad in 1254 voorstellen. Hier vindt men het terrein van den twist tusschen die van Oostover en van Westover A° 1301 3). Toen de stad, na de ontmanteling, in 1304 uit hare asch verrees, is deze spuiboezem geplempt en de Korte Delft als ook de Giststraat van gracht totstraat geworden. In dien tijd althans is het oudste deel van het Molenwater gegraven, want daartoe zijn gronden onttrokken aan de ambachtsheeren van Noordmonster, die in de eerste tijden nog geassigneerd staan //up den Molendyc" 4). Dit molenwater, dat eerst, zoo als de loop der Spui- en Molstraten aantoont, tot aan den Dam gestrekt moet hebben, was volgens de assignatie op de Grafelijke rekening van 1318 in dien tijd groot 11 gemeten. Dit bassin werd in 1332 of 1333 vergroot tot 23 ]/3 gemeten volgens opgaaf van den heer Kesteloo juister 23 gemeten l) Zie bladzijde 22. 2y Kronij/c Register bl. 92. 3) v. Mieris IIbl. 20—22. 4) Dr. Hamaker I, bl. 30, 299, 391, 392: H, bl. 152. Op bl. 299 zijn ze in 't vrijland begrepen. Genoemde lieer vermeldt (I, bl. 48, 112, 216; II bl. 179) ook nog eene rente op den watermolen, die vervallen ivas A° 1314, zoodat bet Molenwater toen reeds moet gemaakt geweest zijn. Archief 1904 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1904 | | pagina 55