vallen poort x). Toen derhalve was deze zeer oud, en dit kan
niet anders, tenzij zij reeds gebouwd is tijdeus de nederzetting
der St.-Jansridders te dezer plaatse een honderd jaren vroeger.
In 1304- en volgende jaren werden de door den vijand ge
sloopte wallen wederom hersteld. Niet lang na dien tijd waren
de St.-Jansridders aldaar gevestigd.
Waarschijnlijk in 1312, na de opheffing der orde van de
Tempelieren, werd hun door den graaf eene uitbreiding toe
gedacht. De oude stadsmuur werd te dier plaatse gesloopt, de
eerste Gortstratepoort verplaatst naar de Binnenbrug, de stads
muur opgetrokken in een boog en in 1317 door den graaf
aan de ridders geschonken eene werf met gracht nabij hun
boomgaard gelegen 2), kennelijk de oude wal en stadsgracht
met den gewezen St.-Jansdam aan de buitenzijde dier gracht.
Toen die gracht of watergang nu //volghedragen" d. i. ver-
slibd was en het hof zou verdronken zijn, groef de stad A° 1380
//binnen den muere, bachten de heren van Sinte Jans
//enen langhen niewen waterganc" 3) inde richting
naar de waterpoort bij den Duivelstoren -).
Doch keeren wij terug tot de Wellinge. Bij den Jans-
dam verliet zij den singel om langs den oudsten
Ylissingschen weg de latere Klinkheul te be
reiken. Daar was de Wellinge in de Zuid watering gekomen
enandere heeren andere wetten de ontvanger van de Zuid
watering schreef //Welsinge". Misschien ook omdat zij hier
nog een anderen waterloop in zich opgenomen had.
In het reeds vermelde Spintambacht bij de prise d'eau van
Ylissingen ontsproot een sprink, op den Overlooper bekend als
de Scryncke f 121, of de Strynck f 56 5). Hij liep
tusschen de tiendebiokken //den 8^^1106^" en //den Langen-
Kesteloo I, bl. 12 (182). -) Zei. Illustr. i, bl. 307.
3Kesteloo Ibl. 14 (184).
4) Zie de teekeniug Mervoreu bl. 31 bij letter c. c.
s) Overlooper van de Westvjalering Ao 1620.