n
Als men het terrein op de Lange Burg nauwkeurig be
schouwt, dan ziet men dat perceel B 3Klein Gouwenburch
met zijn gevel uit de rooilijn vooruit springt. Dit is in
die nauwe straat een kenteeken van ouderen bouw. Het
pand B 2 is dan ook later gebouwd op de plaats, waar
vroeger het huis van Oellaerts den zilversmid stond; en dat
werd afgebroken om een plein voor de balans te bekomen.
In 1576 stond er reeds weder een huis naast De Goude
beurse. Het draagt in het Kohier van 1625 den naam De
Goude soufflet en in het Wijkregister van 1596, volgens den
heer de Man l) den naam Porte fraser. In dit //Porte fraser"
vindt men eene vingerwijzing naar het straatje, dat tusschen
het huis van Oellaerts en de stadspanden moet gelegen
hebben en dat tot het vleeschhuis of de balans doorliep 2).
Het stedehuis bepaalde zich tot den grond van perceel B
157, nu bewoond door den heer P. J. Wijtenburg. Ofschoon
zeer klein voor een stedehuis, was het voor de eerste tijden
groot genoeg. Yoór den brand van 1426 had het maar één
verwarmd vertrek 3). Dit zal wel de heerenkamer geweest zijn.
Naast dit eenvoudig gebouwvoorzien van een portaal met
trap vóór het huis, stond aan de oostzijde het vleeschhuis,
dat voor 1426 slechts zoo diep inliep, als de lengte van den
stadhuisgrondvermeerderd met de breedte van het laatstge
noemd straatje, bedraagt. Aan de westzijde van het stedehuis
stond de hal //waar men het laken verkoopt".
In 1426 verbrandde een groot deel der stad, ook het stede
huis 4). Alleen de gevelmuur bleef staan, een blijk dat het
een steenen gebouw was, ook wat zijn gevel aangaat. Men
gebruikte nu een wijle De Zoutkeet voor den raad, de
stadsvierschaar en de balans, totdat men in 1430 den ouden
„De Marlet van MiddelburgArch. Z. G. VII, bl. 595.
Kesteloo Ibl. 21 (191).
3) Kesteloo Ibl. 22 (192).
4) Kesteloo Ibl. 22 (192) en O. Archief M. n° 1177.