66 stadt Dordrecht ongehouden sijn het voorschreven concordaet, met ons aengegaen, te presteren. Actum Dordrecht den eersten October XVIC acht ende sestich. (w. g.) Walter Gheislie Commissioner. P. Threipland Commissioner. Alex. Sandelandis Commissioner. William Davidson Conservator. IY. Verklaring der Dordtsclie regeering over art. 18 van het Concordaat. l) Wij borgemeester ende outraden der stadt Dordrecht doen te weten, dat wij door onse gedeputeerden d'Heeren Johan Hallingh, regerende borgemeester, Adriaen van Blijenburgh, heer van Naeltwijck, Jacob van Beveren, heer van Swin- drecht, Cornelis de Witt, ruwart van den lande van Putten, out-borgemeesters, alsmede d'Heeren Dircic Dammert, Aelwijn van Halewijn, Johan de Witt, Johan van Neurenbürgii, Nicolaes Stoop, Pompeus Berck, Cornelis Pompe van Meerdervoort, heer van Hendrick-T den-Ambacht, Willem Langly ende Crispijn van Oütgaerden uijtten outrade, mitsgaders d'Heeren mr. Nicolaes Vivien ende Arent Muijs van Holy, onsen raetpensionaris ende secretaris respective, heb ben verclaert, dat, alhoewel int Xc artickel 3) van 't concordaet, met die van de Schotsche stapel aengegaensiinpelijcke geseyt wert, dat wij ter vergaderinge van Haer Ed Groot Mogent- heden d'Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt ende vervolgens ter Generaliteijt door onse gedeputeerdens alle goede ende mogelijcke devoiren sullen aenweudenten eynde Gemeentearchief Inv. 33 hoofdst. I 28é, gedrukt hij van de Wall Handvesten III bl. 1825. Vgl. 1612 art. 7. 2) Bedoeld is het 18e artikel. Waarschijnlijk is de vergissing een gevolg van het feit, dat in het ontwerp een artikel van gelijke strekking op art. 9 volgde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1905 | | pagina 102