175 ven lant geleyt zullen worden. Ende men salse excymeren van den oosten by den gemete van der onderhaudenisse van den auden dijcke, dair zy of betalen zullen, gelijck men in dezelve wateringen van wairdijcken geeft, dair die erve gelegen is, by jairscairen alle jaire te gelden, totdat men die wate- ringe verbevent. Ende dese gelden zullen dan derzelver wa- teringe te baten commen in buere nieu oosten van nieuwe a e r f t e ndie in den lande upcomen ende geleyt mogen woorden. Ende als die lieventijt geëxpireert is, zo zal men die voirscreven aerfven mede cavelen in der dijckaigenende zy zal gehouden zijn in alle oncosten gelijck die ander aervedie niet vry en is. Oud Archief Middelburg, Inventaris De Stoppelaar, nr. 34-0.) D. w. z.landendie tot op dat tijdstip geen kosten voor dijksonderhoud hadden betaald, bleven daarvan vrij, zoo zij bewijzen voor vrijdom konden bijbrengen, of zoo men onder eede kon verklaren, dat zij minstens dertig jaar daarvan vrij waren geweest. Alle anderewaarvan dit niet kon geschieden moesten dadelijk gaan betalen //voor dijckaigen", d. i. voor het gewoon onderhoud der kaveldijken (dijkgeld), voor de niet verhoefslaagde buitenwerken als hoofden, paalwerk, enz. (watergeld) en voor //nieuwe eerften" d. i. nieuwe voor het eerst gelegde inlaagdijken. Maar in Zeeland werden de dijken om de zeven jaar op nieuw //verhevend" d. i. over de dijkpliclitige gronden ver deeld of //verkaveld", voor zooveel het gewoon onderhoud (kavel-, kram- of matdijk) betrof. Er waren dus geene kavels dijk dadelijk beschikbaar voor de nieuwe dijkplichtig gemaakte gronden. Voor die oude dijken nu zouden zij van de kosten bij den gemete worden //geëxcymeert" maar zij zouden in plaats daarvan betalen hetgeen men in hunne watering gewoon was voor de waardijken (inlaagdijken) nl. voor die, welke er eenmaal lagen te voldoen tot aan het einde van den heventijd. Daarna zou men bedoelde erven mede kavelen in de dijken, evenals de andere niet-vrije erven. Het door de dijkplichtig gemaakte gronden aldus bijgedragen dijkgeld zou de watering ten goede

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1905 | | pagina 211