16
de mens nu nog door 't geloof in 't bloed van Christus wilde
geregtveerdigd worden6° dat de Professor van Til hem
een valsche godsdienst geleerd had7° dat ik voor mijn
broeder niet mogt bidden nog zugten om zijne bekeeringen
al dwaalde hij in de pointen van zaligheid, want dat men
dan hatede volgens Jac. 5 9. l)8" over Rom. 4 1
en verv. 2) dat God nooyt den mensch een wet had gegeven
om hem te verpligten tot eenig werk9° over 1 Corinthen
7 14. 3) God, gelijk ook een geloovige, beschouwde alles
rein, doch den eenen voor rein, den anderen voor onrein te
houden was het werk van een ongeloovige; 10° dat Cogitor
lio waaragtiger was als Cogito sum.
Yan den tweeden rang waren de volgende positiven1« dat
het een verkeerd denkbeeld was bij alle mensendat God haar
een wet gegeven heeft, die zij overtreden hebben en dat God
daarom op haar vertoorend was, dog dit was den afgod, den
Baal, gedieud; 2° God beminde zijn schepsel, gelijk dezonne
altoos ligt geevd en heeft, schoon die omtrent ons door de
maan eclipseerd3° indien God nu zijn schepsel beminde en
dan hatede, dat zou strijden tegen zijn onveranderlijkheid;
4° indien God op iemand vertoorend was, dat die zijn ge-
memschap nooyt zoude genieten5° dat de Zone Gods noyt
God met den meus verzoend heeft, maar den mens alleen met
Godwant van Gods kant was geen viandschap6° dat men
geen permissie heeft om van geestelijke zaken te spreeken als
door schilderiën7° dat God de Vader moest verbeeld wor
den als de groote oceaan, de Zoon als de groote waterbak,
de Apostelen waren twaalf buisendie t water al verder mede-
Jac-. 5 9. Zucht niet tegen elkander! Opdat gij niet ver
oordeeld wordt.
2) Tekst, waarover hij te 's-Gravehpolder preekte, en naar aanleiding waarvan
hij beschuldigd is.
3) 1 Cor 7 14. Want de ongeloovigc man is geheiligd dooi
de vrouw en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den man;
want anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.