30
predikant Tuynman. Hij ^as een man met groot en ijver en
onvermoeide werkkracht en van meer dan gewone bekwaamheid.
In zijne strijdschriften geeft hij blijk van eeue veel omvat
tende belezenheid in de theologische literatuur zoowel van zijne
dagen als van een vroeger tijdperk. Maar hij was een echte
ketterjager. Busteloos en opgewonden heeft hij de Ilattemisten
en de Libertijnen vervolgd. Het is zeer jammer, dat het ge
moed van dien eerlijkeu maar feilen strijder al te vaak ver
bitterd was, en dat hij niet kon nalaten de grofste woorden
te kiezen. Hij wist het zelf wel, dat hij brutaal en onver
zettelijk was, en had tot stelregel, waarmede hij zijn gedrag
vrij pleitte:
„Ik heet een schop een schop en noem een spa een spa
'k Bewimpel waarheid niet, maakt iemand het daarna;
Dit is geen lastertaal, waardoor ik iemant schende:
k Zeg niets van hemdan daar de wereld hem voor kende.
Tuynman had den strijd te strijden tegen Mauinus Booms
den reeds genoemden schoenmaker te Middelburg, die grooten
invloed en aanhang had. Deze was verbannen uit Middelburg
en na eenig rondzwerven vestigde volgens Tuynman dit
werktuyg van den satan'" zich eerst te Bergen op Zoom en
daarna te Boozendaal. Daar kwam eveneens onze afgezette
predikant Bititenüijck. '/Wat dit gespan daar brouwen zal,
leert de tijd", zoo schreef Tuynman. 't Scheen evenwel, dat
zij daar rustig samen leefden. //Na anderhalf of twee jaar
zijn die twee monsters op ons aangekomen"zoo schreef de
classis van Breda. In 't najaar van 1716 woonden zij te zarnen
in die stad. Maar de kerkeraad aldaar was spoedig van het
gevaar verwittigd en deed op het allernadrukkelijkst en
iterative by de magistraat het verzoek, dat men hen niet zou
admitteren". Toch werden zij toegelaten, onder voorwaarde
echter dat ze ten stadhuize de belofte aflegden: //dat zy sigh
als goede ingezetenen en orthodoxe gevoelens hebbende zouden
comporteren; andersints zouden zy de stad moeten ruymen".
Heel spoedig werd in den kerkeraad geklaagd, dat het op treu-