30
de Schotscke kooplieden alleen grossiers zijn en niet in 't klein
verkoopen. Ten slotte beloofde de regeering alles in 't werk
te zullen stellen, dat liet concordaat ook door de Staten van
Holland en de Staten-Generaal zou worden goedgekeurd. Het
contract werd gesloten voor den tijd van 2-1 jaren met recht
van opzegging, mits zes maanden voor 'i expireeren van
dezen tijd.
Tot nog toe ging alles naar wensch. In de maand Novem
ber werd door den Conservator Davidson aan de regeering der
stad kennis gegeven, dat de eigenaars der Schotscke koolputten
een contract wenschten aan te gaanom den geheelen handel
van de Schotscke kolen binnen Dordrecht te vestigen. De
Oudraad, genegen om ook dit voordeel voor de stad te ver
werven, schreef aan den Graaf van Lauderdale en verdere
heeren in Schotland eene missive om over de zaak onderhan
delingen te openenen benoemde eene commissiedie zich spe
ciaal daarmede zou belasten. De voorwaardenwaarop de
kolenhandel alhier gevestigd zou worden, vindt men onder
no. 5. Zij betreffen het betalen der onkosten van stouwen,
wegen, meten enz., den tijd van betaling en de bergplaatsen.
Maar thans kwam er een kink in den kabel, en wel door het
toedoen van Botterdam. Nog steeds wrokkende over het ver
lies van de En gel sc he court, die zich in 1855 naar Dordrecht
verplaatst had, zocht die stad thans de voordeelen der Schotscke
court te bemoeilijken. Zij klaagde in de vergadering der Staten
van Holland over de handelingen der Dordtsche regeering en
verzocht, dat liet concordaat ten spoedigste overgeleverd, en
alvorens in werking te treden eerst door de Staten zou worden
onderzocht en goedgekeurd. De Oudraad was bereid daaraan
te voldoentrouwens het was in het concordaat zelf vastgesteld
maar eischte tevens, dat dan ook andere steden de tractaten,
accoorden en conventiën, door haar met uitheemsche personen
gemaakt, zouden inleveren, met name Amsterdam, wat betreft
de overeenkomst met den Graaf van Arlington, rakende de
posterijen. De heeren van Botterdam waren evenwel nog niet