-23T
33
Alzoo was onder het voorwendsel van den vrijen handel te
bevorderen, maar inderdaad uit afgunst, de Schotsche over
eenkomst vernietigd, en moest Dordrecht zich vergenoegen,
met aan de court slechts eenige stedelijke vrijheden toe te
staan. Wel liet de regeering op het gevallen besluit eene aan-
teekening in de resolutiën opnemen, met speciale vermelding,
dat //by haer in desen geen nieuwen stapel-court was opge
richt maer alleen gehandelt was over de residentie van de
Schotsche court, die honderden van jaren binnen de Neder
landen naer haer believen en welgevallen had getrafiqueert
en dat zy met die van den Schotschen stapel ook geenszins
hadden gesloten op zoodanigen voet als by de Staten scheen
te worden ondersteld". Deze aanteekening was, volgens
sommige leden der Staten, te scherp gesteld en werd dan ook
op machtiging van den Oudraad merkelijk verzacht.
Evenwel waren de Rotterdammers nog niet tevreden. Hun
was bekend geworden, dat in Schotland gearbeid werd, om
met de eigenaars der koolputten aldaar eene overeenkomst te
sluiten, om de kolen, naar de Nederlanden verzonden wor
dende, op ééne plaats alleen te lossen en op te slaan. Rot
terdam gebruikte toen der tijd de helft van de uit Schotland
ingevoerd wordende kolen, 3) en bevreesd, dat die handel
zich naar elders, misschien wel weer naar het gehate Dordrecht,
zou verplaatseneischten de afgevaardigden in de Statendat de
leden oprechte verklaring zouden afleggenzich met zoodanige
contracten niet te zullen inlaten. Dit voorstel werd gesteld
in handen der heeren van Dordrecht en de gecommitteerden
tot de zaken van de zee. De eersten verklaarden, uit naam
van hunne principalen, ongehouden te zijn zulk eene verkla
ring als door Rotterdam verlangd werdaf te leggenalthans
zoo lang alle andere contracten van dien aard niet zouden zijn
vernietigd.
Niettegenstaande alle tegenwerking van Rotterdamsche zijde
3