zocht-, waarom is ons niet duidelijk, ontslag uit zijne bediening.
In zijne plaats werd benoemd Herraey Wilckie, die weldra
te Dordrecht kwam en in specialen last had, de Schotsche
zaken afdoende te regelen. Op diens voorslag werd thans door
de Dordtsche regeering aan de Royale steden van Schotland
geschreven, om redres van den toestand. 1) Zoowel van stads
zijde als van die der kooplieden en schippers was het klachten
lijstje vrij groot. 2) In hoeverre het aan Sir Herraey Wilckie
gelukte de zaken te regelen, wordt niet vermeld; het eenige
bewijs, dat de court tot in 1674 te Dordrecht zetelde, kan
geput worden uit den post voor huishuur in de stadsrekening
van 1674. Het volgende jaar evenwel had de stapel zich
weder te Vere gevestigd.
Yeel genoegen kan men niet zeggendat Dordrecht van
de Schotsche court beleefd heeft, tegenover de opofferingen en
moeiten, die het zich er voor getroostte. De voordeelen voor
de stad waren ook niet zeer groot; gedurende de maanden
November en December 1668 kwamen vier schepen uit Schot
land te Dordrecht aanwat zij aanbrachten leert ons het vol
gende uittreksel uit het Register van Convoyen ende Licenten. 3)
1668.
•26 November.
No 8. Jacob Hunter, comende van Schotland met 980
dosijn ellens dubbelt gemeten Schotse pletsVijlgelt
convoy49.f 88. 4.
25 smaltonnen gezou
ten salm waert 500 gl. 10.5.
't verhoogde derde 19.13. 6 93. 4.
78.13. 6
aff voor voeringe 7.
71.13. 6
Transporteere f 93. 4.
Zie uo. 14. 2) Zie aos. 12 en 14.
3) CojneboeJc fol. 166 (Geaieentearchiei' Dordrecht).